Prefab als oplossing voor bouwproblematiek
De woningbouwambitie tot het jaar 2030 is onrealistisch, stelt bijna driekwart van de bouwers die meededen aan het BouwMonitor onderzoek. Maar dat prefab een oplossing zou kunnen zijn om de 845.000 woningen te realiseren, daar is meer dan de helft van de respondenten het mee eens.
Digitalisering en innovatie staat bij de helft van alle sectoren in de top 3 van onderwerpen met de grootste impact op de sector. In de bouw staat het zelfs op de tweede plaats, na de arbeidsmarkt (energietransitie staat op 3).
Prefabricage, of prefab, is een proces waarbij bouwelementen voorafgaand aan de bouw in een fabriek of werkplaats worden gemaakt, waarna ze naar de bouwplaats worden getransporteerd. Over het algemeen is de verwachting dat de toepassing van prefab de bouwtijd op de bouwplaats zal verminderen.. Waar eerst separate producten op de bouwplaats werden geleverd, ontwikkelt de industrie steeds vaker complete bouwcomponenten. Doordat er op de bouwplaats niet meer gebouwd hoeft te worden, maar de elementen enkel in elkaar gezet worden en verbonden om tot een eindproduct te komen, verloopt het bouwproces sneller dan bij een traditionele manier van bouwen. Modulair bouwen is een doorontwikkeling op prefab. Bij dit proces worden volledig gebruiksklare modules gefabriceerd en op de bouwplaats geïnstalleerd. Het grote voordeel van modulair bouwen is dat het zeer flexibel ingezet kan worden voor diverse doeleindes, zoals het plaatsen van een tijdelijke school, kantoor of ziekenhuis.
Geprefabriceerde woningen lijkt, mede dankzij de woningcrisis, een steeds belangrijk onderwerp in Nederland. Prefab zou een mogelijke oplossing kunnen zijn voor de grote behoefte aan woningen. Het bouwen is namelijk snel en relatief goedkoop. De noordelijke provincies hebben aangegeven om in de komende jaren 220.000 extra huizen te gaan bouwen. Volgens experts lenen dergelijke grootschalige bouwprojecten zich prima voor prefab.
Arbeidsmarkt
Uit onderzoek van USP Marketing Consultancy blijkt dat twee op de vijf bouwprojecten een vorm van prefab bevatten. Volgens hen is prefab een goede oplossing voor een aantal uitdagingen waar de bouwsector de komende jaren voor komt te staan. Denk aan arbeidstekorten, een sneller en efficiënter bouwproces, en binnenstedelijk bouwen. Prefab zou bij al deze onderwerpen een belangrijke rol kunnen spelen. Doordat de elementen/modules al in de fabriek worden geproduceerd, worden de transportbewegingen bijvoorbeeld tot een minimum beperkt. Dit is een oplossing welke met name voor binnenstedelijk bouwen een groot voordeel met zich meebrengt.
Inmiddels is er een trend te zien in afgewerkte en 3D-modules die vaker worden toegepast in de bouw. Bijvoorbeeld een complete badkamer, of keuken. Voor zowel de buitenkant als de binnenkant van het bouwsel verwacht USP een sterke toename van volledige geprefabriceerde elementen, die in de fabriek al zijn afgewerkt.
Robotisering en modulair bouwen
Ook FNV ziet dat de prefab voor een grote verschuiving in de bouwsector gaat zorgen. Doordat de bouwtijd op de bouwlocatie drastisch verlaagd wordt, zullen de projecten en het betrokken personeel + de zzp’ers minder overgeleverd zijn aan extreme weeromstandigheden. Efficiënte van het proces zal daarmee verhoogd worden. Een belangrijke bijkomstigheid op het gebied van arbeidsomstandigheden, is dat werk in een fabriek veiliger gedaan kan worden dan op een hectische bouwplaats.
Belangrijk om rekening mee te houden is dat productie in de fabrieken steeds meer gerobotiseerd kan en zal worden. Daarmee wordt werk van metselaars en timmerlieden grotendeels vervangen. Daar staat tegenover dat het kansen biedt voor relatief onbekende functies in de bouw, denk hierbij aan operators maar ook parametrisch ontwerpers. De verschuiving van bouwplaats naar fabriek, betekent in ieder geval dat werknemers andere vaardigheden moeten ontwikkelen. De vraag is wel welke vaardigheden nodig zijn op de bouwplaats. Het in elkaar zetten van prefab elementen is wat anders dan timmeren en metselen. Dit geldt niet alleen voor bouwvakkers, maar ook voor werknemers in de installatietechniek. Bij prefab en modulair bouwen zie je steeds meer de plug-and-play mogelijkheid ontstaan. Kortom we zien dat het werk zowel in de fabriek als op de bouwplaats verandert. We vragen aandacht voor de inhoud van het werk: blijft dat interessant, biedt het werk uitdaging en kunnen werknemers zich verder ontwikkelen?
Tenslotte leggen we een koppeling tussen prefab en/of modulair bouwen met digitalisering. We wijzen met name op bouwinformatie management, waarbij onder bouwprocessen een datastroom komt te liggen. Deze data worden in alle stappen vastgelegd: bij het ontwerpproces, de uitvoering, het onderhoud en bij het hergebruik van materialen. Elk bouwelement wordt voorzien van een uniek kenmerk is daarmee via het bouwinformatiemanagement systeem te traceren. Hiermee zet de bouw de volgende stap naar het bouwen 4.0 en gaat lijken op wat in andere sectoren eerder gebeurde.
· Minder overlast voor omwonenden en het verkeer.
· Reduceren van de stikstof-uitstoot, of het verplaatsen van de stikstof-uitstoot naar locaties waar het minder schadelijk is.
Nadelen prefab
· De schaarse grond in combinatie met de regelgeving, die ook nog eens per gemeente kan verschillen, zorgt ervoor dat niet iedere situatie zich meteen leent voor de bouw van prefab-woningen.
· Er gaat meer tijd zitten in de voorbereiding en planning van een bouwwerk.
Nut en noodzaak van standaardisatie van BIM definities
De BIM-werkgroep buigt zich over belangrijke vraagstukken rondom BIM en digitalisering. Tijdens de laatste sessie spraken we de experts onder andere over persoonscertificering, standaardisatie, en de rol die FNV kan spelen in het transitieproces.
Digitalisering in de bouw neemt een grote vlucht, waarbij BIM een belangrijke stap is in dit transformatieproces. BIM zal ertoe leiden dat informatie tussen bedrijven, die actief zijn in de bouw, wordt gedeeld. Veel staat en valt bij het gebruik van uniforme en open standaarden, om het simpel uit te drukken: hebben we allemaal hetzelfde beeld bij het begrip ‘deur’.
Om te komen tot deze uniformiteit is buildingSMART opgericht. buildingSMART is een internationale organisatie die ook in Nederland actief is. Met de BIM-werkgroep, opgericht door de FNV en die bestaat uit BIM-experts, bespraken we wat de ambities zijn van buildingSMART en wat daarvan de meerwaarde is. Vooral de persoonscertificering is aantrekkelijk voor degenen die met BIM werken.
Persoonscertificering
buildingSMART biedt de mogelijkheid tot persoonscertificering voor het toepassen van open BIM-standaarden, waarmee wordt beoogd dat iedereen die werkt met BIM vertrekt vanuit dezelfde definities. Dit voorkomt een veelheid aan begripsverwarring in bouwprojecten en zorgt ervoor dat de samenwerking tussen verschillende partijen soepel verloopt. Een internationale werkgroep van buildingSMART werkt samen om te bepalen welke onderdelen in opleidingen aan bod moeten komen om als opleider geaccrediteerd te worden. Ook neemt de internationale werkgroep de toetsen af. buildingSMART verzorgt dus zelf niet de opleidingen maar werkt op nationaal niveau aan de Nederlandse invulling van BIM-standaarden. Het opleiden wordt overgelaten aan gespecialiseerde opleidingsinstellingen, zolang zij voldoen aan de vastgestelde vereisten. Hierdoor is het mogelijk om de inhoud af te stemmen op de doelgroep van de opleiding. Cursisten die een geaccrediteerde opleiding hebben gevolgd ontvangen bij het behalen van het examen hun persoonscertificaat. Dit certificaat is aan het individu verbonden en niet aan de organisatie waar hij of zij werkt.
Degenen die zijn gecertificeerd voldoen daarmee aan de internationale eisen die buildingSMART heeft vastgesteld en garandeert daarmee dat de gecertificeerde een minimaal BIM kennisniveau heeft. Dat heeft enkele voordelen: de opdrachtgever weet daarmee dat een project volgens de geldende open BIM-standaarden wordt uitgevoerd en de gecertificeerde heeft met zijn of haar kennis toegang tot de internationale bouwarbeidsmarkt. Dat laatste is in tijden van nadruk op het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden om inzetbaar te blijven, van groot belang.
Een bijkomend voordeel van dit traject is dat in het vervolg op het basisprogramma (Professional Certification – Practitioner) de benamingen van BIM functies wordt gestandaardiseerd. In Nederland kennen we vier BIM rollen, in het buitenland is dat beperkt tot drie BIM rollen, omdat de rol van BIM-regisseur daar onbekend is.
Vragen
De BIM werkgroep onderschrijft de aanpak van buildingSMART om te komen tot meer standaarden, maar er zijn wel enkele vragen. Hoe vaak gaat buildingSMART de opleidingsinstellingen doorlichten nadat zij zijn geaccrediteerd? Opleidingsinstellingen worden voor 2 jaar geaccrediteerd, waarna deze verlengd kan worden. Tussentijds houdt buildingSMART bij wat de slagingspercentages zijn van de opleidingen.
BIM is voor veel kleine bedrijven nog lastig, omdat er fors moet worden geïnvesteerd technische faciliteiten, kennis en vaardigheden. De aanname is dat de daarmee gepaard gaande kosten voor veel kleine bedrijven te hoog is. Vanuit buildingSMART is de verwachting dat hier een rol is weggelegd voor brancheorganisaties, maar ook voor vakbonden, die hun leden helpen en ondersteunen.
Tenslotte is de vraag of degenen die al ruime tijd werken in het BIM vakgebied ook de opleiding moeten volgen om het certificaat te halen. Dat is het geval, maar vermoedelijk gaat wel bekeken worden of er voor deze ervaren BIM experts een aparte route kan worden georganiseerd. Uiteindelijk gaat het buildingSMART om het juist toepassen van de internationale open BIM-standaarden en niet het niveau van het beheersen van specifieke softwarepakketten.
Rol vakbond
De FNV ziet BIM en in het verlengde daarvan digitalisering als een onvermijdelijke ontwikkeling in de bouw. De digitale transformatie gaat veel vragen van organisaties en medewerkers. De verwachting is dat er andere organisatievormen ontstaan door meer en intensieve samenwerking door de hele keten heen. Data delen zal steeds meer de praktijk worden. Verder zal de digitaliseringsvaardigheid in veel functies flink omhooggaan. Naast het pleidooi dat er flink geïnvesteerd zal moeten worden in het omscholen en ontwikkelen naar een hoger niveau van medewerkers, denkt de FNV ook na welke rol hij kan vervullen om dit transitieproces te ondersteunen. Bijvoorbeeld door te stimuleren dat zo veel mogelijk bouwmedewerkers bekend raken met BIM.
Heb jij ideeën over de rol van de vakbond bij BIM? Laat het ons weten via uta@fnv.nl
De BIM-experts hebben in zes bijeenkomsten hun kennis en inzichten met ons gedeeld. Door het delen van hun kennis hebben wij de notitie ‘BIM in de Bouw’ kunnen opstellen. Hierin zijn alle bevindingen uit de BIM-werkgroep uiteengezet. Benieuwd naar het document? Via deze link kun je het downloaden.
Discus project: Digitale transformatie in de bouw
In 2019 startte het Discus project (Digital Transformation in the construction sector: challenges en opportunities) gesteund door de EU. Het project was bedoeld om de digitale transformatie in de bouw in kaart te brengen door het uitvoeren van casestudies in België, Bulgarije, Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje.
In oktober 2021 presenteerden de onderzoekers de resultaten van het onderzoek. We geven de belangrijkste resultaten weer.
De bouw in Europa
De bouwsector speelt een belangrijke rol in de Europese economie. Er werken rond de 18 miljoen werknemers in de sector, maar de bouw zorgt ook voor 36% van de CO2 uitstoot. De bouwsector in Europa speelt een belangrijke rol in de herstelplannen na de pandemie. De sector heeft de volgende kenmerken:
- Er werken vooral mannen.
- De meeste werknemers zijn op een laag of middelbaar niveau opgeleid.
- De leeftijd van de werknemers ligt tussen de 25 en 54 jaar, waarbij de leeftijd de laatste jaren aan het stijgen is.
- Jongeren vinden de bouw steeds minder aantrekkelijk.
- Er is sprake van een mismatch tussen de bestaande opleidingen en de vraag naar vaardigheden in de bouw.
- Er is een tekort aan arbeidskrachten.
- In de bouw werken veel arbeidsmigranten
- In de bouw zijn veel kleine bedrijven actief met minder dan 10 werknemers.
De effecten van digitalisering in de bouw
Na de agrarische sector is de bouw het minst gedigitaliseerd, hoewel het bewustzijn groeit dat digitalisering een steeds grotere rol gaat spelen. Daarbij is de verwachting dat digitalisering grote veranderingen met zich mee gaat brengen in de manier waarop de bouw is georganiseerd. De onderzoekers wijzen daarbij op de volgende zaken:
- Er zal veel meer samenwerking mogelijk worden in de hele keten doordat bedrijven informatie en kennis met elkaar delen. De grenzen van sectoren vervagen.
- Verdergaande standaardisatie en industrialisatie van het hele bouwproces. Pré fab is daar een onderdeel van, waarbij het hergebruik van bouwelementen steeds belangrijker wordt als onderdeel van de circulaire economie.
- Deze standaardisatie vraagt om eenduidigheid in termen en vraagt om een catalogus met bouwonderdelen. BIM (bouw informatie management) is hierbij een van de belangrijkste innovaties in de bouw.
- De pandemie heeft tot een versnelling geleid van de digitalisering in de bouw. Het digitaal en virtueel werken is fors gestimuleerd.
- Het is noodzakelijk dat de digitale vaardigheden van medewerkers te vergroten. Voor zittende medewerkers zal veel meer aandacht moeten ontstaan voor het levenslang leren, ook al omdat de digitale transitie geen eindpunt kent. Om jongeren aan te trekken zal de afstemming tussen het werk in de bouw en de opleiding moeten verbeteren. Door meer aandacht te besteden aan nieuwe functies in de bouw, die aansluiten bij data gedreven bouwen, verwachten de onderzoekers dat de bouw weer aantrekkelijk wordt.
Landen studies
In de 6 deelnemende landen zijn case studies uitgevoerd naar digitalisering. De resultaten van deze deelstudies zijn te lezen in de landenrapporten. De resultaten uit de deelstudies laten zich als volgt samenvatten. De bedrijven in de bouw passen verschillende technologieën toe, zoals BIM, robots, nieuwe software systemen voor het verbeteren van de administratie. Digitalisering is een socio-technische verandering, die effect heeft op verschillende terreinen. Denk aan het economisch, sociaal en cultureel effect. Vanwege deze ingrijpende effecten is het van belang dat verschillende actoren betrokken zijn bij digitalisering in de bouw.
De verwachting is dat in door digitalisering nieuwe functies ontstaan en dat bestaande functies veranderen. Dit geldt voor UTA medewerkers als voor bouwplaatspersoneel. De nodige middelen moeten worden vrijgemaakt om permanente opleidingsinspanningen mogelijk te maken. De onderzoekers wijzen op het ontstaan van arborisico’s zoals toenemende werkdruk, de druk om voortdurend bereikbaar te moeten zijn en de digitale controle van medewerkers. Aan de andere kant kunnen data uit het werkproces een rol spelen bij het terugdringen van arbeidsongevallen.
In de landenstudies valt op dat vakbonden zo goed als geen rol spelen bij de implementatie van nieuwe technologieën in de bouwbedrijven. In veel gevallen is de opvatting dat technologie een technische aangelegenheid is die vooral in handen is van het management. In een enkel geval speelt de vakbond een proactieve rol vanaf het begin bij een digitaliseringsproject en kan hij op die manier invloed uitoefenen op de veranderingen in het werk en in de organisatie.
Aanbevelingen
De onderzoekers formuleren een groot aantal aanbevelingen die zich richten op verschillende actoren. Hier bespreken we alleen de aanbevelingen die bedoeld zijn voor de vakbonden.
De onderzoekers benadrukken dat de vakbonden een veel grotere rol moeten gaan spelen bij digitaliseringsprojecten in bouwbedrijven. En dat in een zo vroeg mogelijk stadium zodat er nog veel keuzemogelijkheden zijn. De focus van de bonden ligt daarbij op de impact voor de organisatie en het werk, maar ook op hoe de samenwerking in de keten door digitalisering verandert. Tevens is het pleidooi om samenwerking te organiseren met instituties die actief zijn in en rond de bouw, denk aan onderzoeksinstellingen zodat ook de bonden zo goed mogelijk geïnformeerd zijn. Tenslotte bepleitten de onderzoekers dat vakbondsvertegenwoordigers zich laten opleiden op het terrein van digitalisering met name rond het onderwerp BIM en het digitaal werken op de bouwplaats.
Tenslotte dit
Lees hier de Executive Summary 'Digital transformation in the construction sector: challenges and opportunities', door Danielle de Nunzio en Serena Rugiero. Het Discus onderzoek heeft resultaten opgeleverd die herkenbaar zijn voor Nederland. Wij denken echter dat Nederland in vergelijking met de landen die aan het onderzoek deelnamen, voorop loopt als het gaat om digitalisering in de bouw. De betrokkenheid van de vakbond bij digitalisering in de bouw kan ook in Nederland beter.
Wij horen graag of u deze opvatting deelt. Dat kan via uta@fnv.nl
Building Holland: Samen krijgen we de digitale transitie op de rit
De grote opgaven rondom de klimaatdoelstellingen, de energietransitie en het woonakkoord laten zien dat intensieve samenwerking een belangrijk middel is om de beoogde resultaten te behalen. Op zich is dit geen nieuw inzicht, maar bij de innovatiebeurs Building Holland in de Rai te Amsterdam werd deze boodschap met extra nadruk uitgedragen.
Sprekers Jos van Dalen (directeur van het Programma aardgasvrije wijken), Anne-Marie Rakhorst (Sustainable Development Goals (SDG) Nederland) en Francesco Veenstra (Rijksbouwmeester) deden hun verhaal: bij allen kwamen de verhalen op één punt duidelijk samen: betrek elkaar en doe het gezamenlijk. Niet alleen de bedrijven onderling, maar ook overheden en burgers. Samenwerken loont.
Samenwerken in de keten
De digitale transitie waar de bouwsector nu middenin zit, vraagt ook om een coöperatieve aanpak. Ben je onderdeel van de keten? Dan ben je afhankelijk van de snelheid van jouw ketenpartners. Sommige bedrijven hebben een concrete visie op het gebied van digitalisering en zijn actief bezig met een organisatie/ambitieplan met een focus op personeel en inrichting van de organisatie. Maar er zijn ook achterlopers, die mede door de huidige drukte op de bouwmarkt niet toegekomen zijn om met digitale ogen naar de toekomst te kijken. De opdrachten komen immers nog binnen, er is werk zat.
Dat sommige bedrijven nog geen visie hebben opgesteld op het gebied van digitalisering is zorgelijk te noemen. BIM heeft sinds zijn intrede het werk in de bouw behoorlijk veranderd. Waar BIM begon als het bekende 3D model in CAD-software, is deze inmiddels geëvolueerd naar BIM 7D en counting. Zo omvat het onder andere gebruikte materialen, planning, kosten, en gebouwbeheer. In de nabije toekomst zal het materialenpaspoort zijn intrede gaan doen. Dit om de circulariteit van gebouwen meetbaar te maken. Opdrachten verleend door grote klanten hebben steeds vaker als voorwaarden dat het “volledig BIM” moet. Wat gaat dit betekenen voor de digitaal onvolwassen aannemer én de keten? Koplopers in de keten zijn net zo afhankelijk van achterlopers, als andersom.
Noodzaak om te investeren in medewerkers
De beurs Building Holland liet zien dat er in hoog tempo vele innovaties voor de bouw zijn ontwikkeld. Onze vraag is of de medewerkers in de bouw in staat zijn om in ditzelfde tempo hun kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Onze indruk is dat dat niet of niet voldoende gebeurt. FNV|UTA pleit ervoor dat er meer tijd en middelen beschikbaar komen om medewerkers in staat te stellen deze nieuwe ontwikkelingen eigen te maken. Dat kan bijvoorbeeld door het percentage van de loonsom dat wordt besteed aan opleiden en ontwikkelen fors te verhogen.
FNV|UTA kennismakelaar
Binnen FNV|UTA richten we ons op de digitale transitie omdat we zien dat er ingrijpende veranderingen aankomen. Voor de vakbond is het van belang om inzicht te hebben in deze ontwikkelingen, waarbij we ons vooral richten op de gevolgen voor het werk en de organisatie. FNV|UTA heeft inmiddels diverse samenwerkingen op touw gezet in kader van de digitale transitie. Het partnerschap met BIMregister, het BIM Loket, de oprichting van de BIM-werkgroep met experts werkzaam bij diverse bedrijven, maar ook de structurele kennisuitwisseling met partijen uit het onderwijs- en onderzoekveld, zowel nationaal als internationaal. Dit geeft ons inzichten waar digitalisering mens en organisatie raakt. En ook hoe mens en organisatie stappen kunnen zetten om tot een geslaagde transitie te komen.
Wij roepen iedereen op die op een of andere wijze betrokken is bij de bouwsector en in aanraking komt met BIM de handreiking naar elkaar én ons te doen. Benieuwd naar onze inzichten of geïnteresseerd in samenwerken? Mail ons via uta@fnv.nl.
Recht op verschillende soorten verlof
In de wet Arbeid en Zorg zijn verschillende soorten verlof opgenomen. Ook in de cao staan regelingen die recht geven op verlof in bepaalde situaties.
Zorgverlof
Zorgverlof kun je opnemen wanneer je moet zorgen voor een zieke partner, kind, inwonend pleegkind, ouder, grootouder, kleinkind, broer, zus of andere persoon die deel uitmaakt van je huishouden. Er bestaat kortdurend zorgverlof en langdurend zorgverlof.
Kortdurend zorgverlof
Je hebt recht op maximaal 2 keer het aantal uren dat je werkt per week. Werk je bijvoorbeeld 32 uur per week, dan heb je recht op maximaal 64 uur zorgverlof. Volgens de wet heb je recht op minstens 70% van je loon tijdens je zorgverlof. Tijdens dit verlof bouw je ook vakantiedagen op. Wanneer je dagen opneemt voor het zorgverlof mogen deze dagen niet worden ingehouden op je vakantiedagen.
Kortdurend zorgverlof vanuit de cao
Naast het kortdurend zorgverlof in de wet kent de cao Bouw en Infra ook nog een artikel over verlof dat samenhangt met het kortdurend zorgverlof. Namelijk:
- 10 dagen betaald verlof i.v.m. stervensbegeleiding per jaar,
- 10 dagen betaald rouwverlof per jaar.
Werk je in deeltijd? Dan heb je recht op het aantal verlofdagen naar rato van je arbeidsduur.
Let op! Wanneer je van bovenstaand verlof gebruik maakt en binnen 12 maanden kortdurend zorgverlof wil opnemen, krijg je die uren niet uitbetaald.
Langdurend zorgverlof
Langdurend verlof kun je opnemen als je voor een langere periode voor iemand uit je omgeving wil zorgen die levensbedreigend ziek is. Dit langdurend zorgverlof is onbetaald. Je kunt ook naast het verlof in deeltijd werken. Het verlof bedraagt in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden ten hoogste 6 keer het aantal uren dat je per week werkt.
Langdurend zorgverlof kun je ook aanvragen wanneer iemand uit je omgeving langere tijd ziek of hulpbehoevend is. Voorwaarde is dan wel dat de verzorging noodzakelijk is en dat jij de enige bent die deze zorg kan geven.
Kort verzuimverlof en geboorteverlof
Kort verzuimverlof
Vanuit de cao Bouw en Infra heb je in bepaalde situaties recht op kort verzuimverlof. Als UTA-medewerker heb je recht op kort verzuimverlof voor onder andere feestelijke gebeurtenissen in de familiekring, andere bijzondere omstandigheden in de familiekring zoals ziekte of overlijden of voor een bezoek aan een (tand)arts. Daarnaast voor religieuze niet-christelijke feestdagen, verhuizing en bijeenkomsten van de werknemersorganisaties FNV en CNV Vakmensen. Zie hier (pagina 26) nog andere redenen waarvoor je kort verzuimverlof kan inzetten.
Ter compensatie ontvang je ieder kalenderjaar een geldbedrag voor 3 volledige dagen, wat in het individueel budget (of Tijdspaarfonds indien deelnemer) gestort wordt.
Geboorteverlof – vanaf 1 januari 2019
Sinds 1 januari 2019 krijgen partners 1 keer de arbeidsduur per week aan geboorteverlof. Een partner die bijvoorbeeld 5 dagen per week 8 uur per dag werkt krijgt 40 uur verlof. De werkgever dient het loon tijdens het geboorteverlof volledig door te betalen. De partner mag zelf bepalen hoe hij of zij deze dagen wil opnemen. Maar ze moeten wel opgenomen worden binnen 4 weken na de geboorte van het kind. Vanuit de cao Bouw en Infra heb je als partner ook nog recht op 1 dag extra betaald verlof voor de bevalling.
Geboorteverlof – vanaf 1 juli 2020
Sinds 1 juli 2020 is het geboorteverlof uitgebreid. Partners kunnen sindsdien maximaal 5 keer het aantal werkuren per week aanvullend geboorteverlof opnemen. Tijdens het verlof krijgt de partner geen salaris maar een uitkering van het UWV. Hij of zij krijgt een uitkering ter hoogte van 70% van zijn of haar dagloon. Er is wel een maximum van 70% van het maximumdagloon.
Partners hebben recht op aanvullend geboorteverlof als het kind op of ná 1 juli 2020 geboren wordt. Zij moeten het aanvullend geboorteverlof opnemen binnen 6 maanden na de geboorte van het kind. Maar eerst moeten zij het geboorteverlof van 1 week hebben opgenomen.
Zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg
Zwangerschap en bevallingsverlof
Je hebt recht op minimaal 16 weken zwangerschapsverlof en bevallingsverlof als je:
- Een werknemer bent,
- Een uitzendkracht bent,
- Een ZZP’er bent,
- Een WW-uitkering hebt,
- Een ZW-uitkering hebt,
- Een loongerelateerde WGA-uitkering hebt,
- Binnen 10 weken na het einde van je arbeidsovereenkomst, WW- of ZW-uitkering bent uitgerekend of bevalt.
Begin zwangerschapsverlof
Je zwangerschapsverlof begint tussen 6 en 4 weken vóór je uitgerekende bevallingsdatum. Je mag zelf kiezen tot welke dag je in deze periode blijft werken.
Begin bevallingsverlof
Het bevallingsverlof gaat in op de dag nadat je bevallen bent. Je hebt recht op minimaal 10 weken bevallingsverlof. Neem je minder dan 6 weken zwangerschapsverlof op, dan mag je deze weken bij je bevallingsverlof optellen. Zo blijft je totale verlof 16 weken.
Wanneer je kind eerder komt dan de uitgerekende datum, dan tel je de dagen dat je minder dan 6 weken zwangerschapsverlof hebt gehad op bij je bevallingsverlof. Komt je kind later dan uitgerekend, dan gaan de extra dagen niet van je bevallingsverlof af. In totaal heb je dan dus meer dan 16 weken verlof.
Wanneer je een twee- of meerling krijgt heb je meestal recht op 20 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof. Je zwangerschapsverlof begint 8 tot 10 weken vóór de datum dat je gaat bevallen en je bevallingsverlof duurt minimaal 10 weken. Lees hier meer over werken terwijl je in verwachting bent.
Extra bevallingsverlof bij ziekenhuisopname kind
Als je kind langer dan een week in het ziekenhuis heeft gelegen, kun je recht hebben op extra bevallingsverlof. Zo kan je je kind een aantal weken thuis verzorgen.
De 1e week dat je baby in het ziekenhuis ligt heb je geen recht op extra verlof. Wanneer je baby 2 weken in het ziekenhuis moest blijven, kan je verlof 1 week langer duren. Afhankelijk van je situatie kan je in totaal maximaal 10 weken extra bevallingsverlof krijgen.
Adoptie en pleegzorg
Je hebt sinds 1 januari 2019 recht op maximaal 6 weken adoptieverlof of pleegzorgverlof. Voorheen was dat maximaal 4 weken.
Minstens 3 weken voordat je adoptie- of pleegzorgverlof wilt laten ingaan, vraag je dit verlof aan bij je werkgever. Je kunt het verlof op 2 manieren opnemen. Je kan bij je werkgever maximaal 6 weken aaneengesloten verlof opnemen binnen 26 weken of dit verlof verspreiden over 26 weken. Heb je een uitkering, dan neem je je 6 weken verlof in een aaneengesloten periode op. Als je 2 of meer kinderen tegelijk adopteert, heb je maar 1 keer recht op adoptieverlof.
Ouderschapsverlof
Ouderschapsverlof houdt in dat je tijdelijk minder gaat werken om meer tijd te besteden aan de zorg van je kind. Wanneer je ouderschapsverlof opneemt wijzigt je arbeidsovereenkomst dus niet. Na afloop van je verlof werk je weer de uren die in je arbeidsovereenkomst zijn afgesproken.
(Deels) betaald ouderschapsverlof
Het is nog even wachten maar vanaf augustus 2022 hebben ouders recht op 9 weken (deels) betaald ouderschapsverlof. Ouders krijgen maximaal 70 procent van hun loon doorbetaald tijdens het verlof. De uitkering wordt gedaan door het UWV.
Een belangrijk element is dat de eerste negen weken alleen worden betaald als deze in het eerste levensjaar van je kind worden opgenomen.
Voorwaarden recht op ouderschapsverlof
Er gelden een aantal voorwaarden waaraan je moet voldoen om recht te hebben op ouderschapsverlof:
- Je bent ouder of verzorger van een kind,
- Je kind is niet ouder dan 8 jaar,
- Wanneer het om een pleeg- of stiefkind gaat moet je kind op jouw adres ingeschreven staan.
Je hebt recht op ouderschapsverlof voor je:
- Biologische kinderen,
- Adoptiekinderen,
- Pleegkinderen,
- Stiefkinderen.
Aanvragen ouderschapsverlof
Je kunt het ouderschapsverlof aanvragen zodra je in dienst bent bij je werkgever. Het maakt niet uit hoelang je voor je werkgever werkzaam bent en of je een arbeidsovereenkomst hebt voor bepaalde of onbepaalde tijd. Wanneer je meer dan 1 kind hebt, kun je voor elk kind opnieuw ouderschapsverlof aanvragen.
Je hebt in totaal recht op ouderschapsverlof voor 26 keer de hoogte van je wekelijkse arbeidsduur. Zoals hierboven beschreven zijn de eerste 9 weken hiervan vanaf augustus 2022 (deels) betaald. In overleg met je werkgever kun je afspreken hoe en wanneer je het verlof wil opnemen. Je werkgever mag je verzoek om ouderschapsverlof op te nemen niet weigeren alleen wanneer er sprake is van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. In dit geval kan je werkgever een andere verdeling met je afspreken.
Het ouderschapsverlof vraagt je ten minste 2 maanden voordat je wil dat het ingaat schriftelijk aan bij je werkgever. Vermeld minstens de volgende gegevens in je aanvraag:
- De datum waarop je het verlof in wilt laten gaan,
- Hoeveel verlof je wilt opnemen,
- Op welke dagen je het verlof wilt opnemen,
- Over welke periode je het verlof wilt opnemen.
Onbetaald ouderschapsverlof
Naast betaald ouderschapsverlof is er ook onbetaald ouderschapsverlof. De uren die je minder werkt, krijg je dan niet betaald. Vanaf augustus 2022 zijn de eerste 9 weken ouderschapsverlof (deels) betaald. Wanneer je nog langer ouderschapsverlof wil opnemen heb je vervolgens nog recht op 17 weken onbetaald ouderschapsverlof.
Anders organiseren als antwoord op een turbulente omgeving
Marcel Levi (arts en bekend criticus van het Nederlandse coronabeleid) reisde onlangs naar Engeland. In het Parool beschrijft hij zijn ervaring op Schiphol. Een hele lange rij voor de enige coronacheck balie die open is, terwijl er verschillende Schiphol medewerkers ogenschijnlijk rondlopen niets te doen. Levi vraagt zich hardop af of er nu sprake is van een personeelstekort, zoals veel werkgevers ons willen laten geloven, of dat je beter kunt spreken van een organisatietekort. Dat laatste is natuurlijk het geval.
Inflexibele organisaties
In Nederland worden we al een eeuw lang geplaagd door het Taylorisme. Taylor bedacht dat een organisatie het best functioneerde als de werkzaamheden worden opgeknipt in hele kleine deelhandelingen. Deze hyperspecialisatie leidt volgens Taylor tot de meeste productiviteit. Wat daarbij hoort is een uitgebreid systeem van managers die zorgen voor het toezicht en de afstemming tussen de verschillende onderdelen. Het voorbeeld uit die tijd was de fabriek van Ford met zijn massaproductie. De organisatie was niet bepaald flexibel: je kon een Ford bestellen in elke kleur, als dat maar zwart was.
Deze manier van organiseren veronderstelt dat de omgeving waarin wordt geopereerd stabiel en volstrekt voorspelbaar is. Inmiddels weten we dat dat allang niet meer het geval is. De omgeving waarin bedrijven werken is aan voortdurende verandering onderhevig. Wil een bedrijf overleven dan is het noodzakelijk om zich snel te kunnen aanpassen aan deze omgeving. Dat betekent dat een organisatiestructuur waarin medewerkers zitten opgesloten in kleine taken en niets meer kunnen of mogen dan die werkzaamheden, in de regel niet in staat is om snel te reageren op wat er in de omgeving gebeurt. Vergelijk het met een supertanker die heel lang nodig heeft om de koers te verleggen. Wil een organisatie in de huidige tijd kunnen overleven dan hebben we het over de metafoor van de speedboot: snel en wendbaar.
Twee voorbeelden
De politie Eindhoven constateerde dat de politie inzet niet goed was afgestemd op de ontwikkelingen in de stad. De politie werkte met vaste teams voor inzet bij de horeca, bij voetbal evenementen en bij calamiteiten. Kortom deze teams werkten taakgericht en de teams functioneerden los van elkaar. De politie zag dat een horecateam op volle sterkte om 9.00 uur in de avond niet zo heel zinvol was, want dan is het aantal horecabezoekers gering. Bij de inzet bij voetbalwedstrijden was net andersom: begin van de avond zijn er veel politiemensen nodig en later op de avond juist minder.
Op basis van data-analyses van de afgelopen jaren werden patronen ontdekt in het aantal incidenten en de tijdstippen die om politieoptreden vroeg. Dat leidde tot de gedachte om te werken met flexibele teams die ingezet kunnen worden op basis van wat er in de omgeving speelt. Teams die snel en wendbaar wisselen qua inzet en samenstelling in plaats van vaste teams die op vaste plekken werken. Met realtime data is over wat er zich in de stad voordoet is het mogelijk de inzet te bepalen. Een mooi voorbeeld van datagedreven inzet van de politie. Het resultaat was dat de inzet van politiemensen efficiënter en effectiever werd.
Voor medewerkers was dat fors wennen, want de vaste structuren en vaste collega’s wisselen. Bij de invoering van deze andere manier van werken is veel tijd besteed om politiemensen mee te laten denken en de tijd te gunnen hieraan te wennen.
De projectleider die de leiding had over deze andere manier van werken geeft een waarschuwing, dat deze andere manier van werken niet zonder meer kan worden gekopieerd naar andere korpsen. Het is maatwerk en moet passen bij de cultuur van de eigen organisatie.
Het Noorse bedrijf Aker Solutions houdt zich bezig met olie- en gaswinning. Deze reus is bezig de omslag te maken naar het gebruik van andere energiebronnen. Een forse opgave want dit bedrijf is groot geworden met fossiele brandstoffen, waar het doorgaans ging om grote projecten. De energietransitie betekent op dit moment dat binnen Aker veel kleine teams zich buigen over de vraag hoe zij deze transitie kunnen realiseren. Het bedrijf ontdekte dat het werken met teams waarin medewerkers gespecialiseerd zijn in één soort deskundigheid belemmerend werkt bij de transitie. Het maakt de organisatie traag in het reageren op nieuwe ontwikkelingen die zich buiten Aker voordoen.
De conclusie was dat elk teamlid minimaal twee specialisaties moet beheersen, zodat de inzetbaarheid van de medewerkers in elke fase van een project mogelijk is. De energietransitie vraagt van medewerkers mulitinzetbaarheid en om medewerkers die hun verantwoordelijkheid nemen in projecten. De wendbaarheid van het bedrijf om te reageren op ontwikkelingen die zich in de markt voordoen, is daarmee groter en sneller.
Voor- en nadelen
Bredere inzetbaarheid heeft voor de organisatie als voordeel dat de medewerker efficiënter worden ingezet. Dat kan leiden tot een hogere werkdruk met alle gevolgen van dien. Maar bredere inzetbaarheid betekent ook dat de medewerker zijn of haar kwaliteiten beter kan gebruiken en daardoor in staat is zich verder te ontwikkelen. En dat is met het oog op het vergroten van de positie op de arbeidsmarkt van belang.
Een grotere inzetbaarheid moet niet leiden tot meer werkdruk. Daarom is het noodzakelijk dat de manier waarop de organisatie is ingericht en de wijze waarop functies zijn vormgegeven in balans zijn. Het balansmodel beschrijft op welke manier functies ingericht moeten worden. Goed werk bestaat uit hoge taakeisen en veel regelmogelijkheden. Werk dat bestaat uit hoge taakeisen en weinig regelmogelijkheden, levert een stressrisico op.
Figuur 1: Balansmodel taakeisen versus regelmogelijkheden (Bron: Frank Pot. Vakbond en goed werk)
Weinig regelmogelijkheden | Veel regelmogelijkheden | |
Hoge taakeisen | stressrisico | Goed werk met leermogelijkheden |
Lage taakeisen | Geen leermogelijkheden | Saai werk |
Tenslotte is een rol voor de vakbond weggelegd om samen met andere actoren in het bedrijf de organisatie toekomstbestendig te maken. Dat betekent dat samenwerking tussen de vakbond, het management, HR experts en de OR zorgt voor de nodige deskundigheid op het terrein van organisatie inrichting en kwaliteit van werk.
Verwijzingen:
Menno Lanting. Olietankers en speedboten. Business Contact, 2014
Marcel Levi. Personeelstekort? Vaak is het werk extreem slecht georganiseerd. In: Parool, 23 september 2021
Rosa Kösters, Wim Eshuis. De vakbond en de werkvloer, op zoek naar nieuwe relaties. Amsterdam: De Burcht, aug 2020
Frederick Winslow Taylor. The principles of scientific management. Management Boek, 2011 (vertaalde versie)
Historische stap betaald ouderschapsverlof
De Eerste Kamer heeft vorige week ingestemd met de Wet Betaald Ouderschapsverlof, die beide ouders het recht geeft op 9 weken verlof. Ook is er ingestemd met een motie om het betalingsniveau te verhogen van 50 naar 70 procent.
Kitty Jong, vicevoorzitter FNV: ‘We zijn blij dat na een strijd van tientallen jaren de stap naar betaling van het ouderschapsverlof is gezet. Het is goed dat de Eerste Kamer het betalingsniveau heeft aangepast. Evengoed blijven we zorgen houden dat niet alle inkomensgroepen het verlof op zullen nemen. Bij het geboorteverlof voor partners zien we nu al dat met name de lage inkomensgroepen het verlof niet opnemen.’
Nederland liep achter
Vanaf de jaren ’80 pleit de FNV al voor invoering van betaald ouderschapsverlof, omdat dit bijdraagt aan gelijkere verdeling van werk en zorgtaken en daarmee aan een betere positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Nederland liep de laatste decennia achter op het gebied van verlof voor ouders na de geboorte van een kind. Het is dan ook een grote en historische stap dat ouders vanaf augustus 2022 recht krijgen op 9 weken betaald ouderschapsverlof.
Minimaal 80 procent
Ondanks de verhoging van de Eerste Kamer van 50 naar 70 procent doorbetaling blijft de FNV zorgen houden over het betalingsniveau van het ouderschapsverlof. Ouders krijgen dus maximaal 70 procent van hun loon doorbetaald tijdens het verlof. Veel ouders kunnen zo’n gedeelte van hun loon niet missen. De ILO berekende eerder dat het betalingsniveau van verlof minimaal 80 procent moet zijn, willen vooral vaders bereid zijn dit verlof op te nemen. Kitty Jong: ‘Daarmee dreigt het betaald verlof alleen voor mensen met hogere inkomens toegankelijk te zijn. Daarmee komt emancipatie en een gelijkere werk-zorgverdeling voor minder goed betaalde ouders echt te langzaam op gang.’
Oproep aan formerende partijen
FNV heeft er zowel bij de Tweede als de Eerste Kamer op aangedrongen om het percentage te verhogen. Minister Koolmees heeft de beslissing over een eventuele verhoging overgelaten aan een volgend kabinet. FNV roept de formerende partijen dan ook op om het betalingsniveau tot minstens 80 procent te verhogen in de formatie, zodat álle ouders de mogelijkheid hebben het verlof op te nemen in het eerste levensjaar van hun kind.
Kan digitaal bouwen de veiligheid vergroten?
In de Cobouw van 11 augustus lezen we dat de Veiligheidsmanager van Heijmans is geschrokken van de 19 dodelijke ongevallen in 2020. Helaas staat de bouw nog steeds in de top 3 van sectoren waar de meeste arbeidsongevallen gebeuren. Ondanks dat de sector forse pogingen doet het aantal ongevallen te verminderen. In hoeverre kan het digitaal bouwen een rol spelen bij het verminderen van de ongevallen?
Digitaal bouwen onvermijdelijk
Steeds meer bouwbedrijven zijn bezig het bouwproces te digitaliseren. In de meeste gevallen gebeurt dat doordat bouwbedrijven werken met BIM (Bouw Informatie Model). Er wordt twee keer gebouwd, één keer digitaal en één keer fysiek. Het voordeel van digitaal bouwen is dat alle betrokken partijen hun inbreng hebben in het ontwerp, beschikken over dezelfde informatie en dat fouten in het ontwerp vroegtijdig zijn op te lossen. Dat levert tijdwinst op, omdat eventueel improviseren om fouten op te lossen bij de uitvoering niet nodig is. De faalkosten worden hierdoor lager. Kortom, met digitaal bouwen zetten bouwbedrijven flinke stappen in het verbeteren van het bouwproces.
Digitaal bouwen en veiligheid
De aandacht bij het digitaal bouwen ligt nu op het verbeteren van het bouwproces en het zorgen voor een goed bouw informatiemanagement. Wat we in de discussie missen, is in hoeverre het thema veiligheid op de bouwplaats een plek kan krijgen, in de fase van het digitale bouwen. Is het mogelijk om in het digitale ontwerp op te nemen op welke momenten en op welke plekken risicovolle situaties ontstaan voor werknemers? En wat moet er gebeuren om deze situaties te voorkomen?
Kortom, is het mogelijk om in het digitale ontwerp preventief te laten zien welke maatregelen waar, wanneer en door wie genomen kunnen worden met als doel risico’s in het werk te beperken? Met als uiteindelijke doel het aantal arbeidsongevallen terug te dringen. Ongevallen op de bouwplaats zijn voor de betrokken medewerkers vreselijk. Maar moeten ook worden gerekend tot de faalkosten in de bouw.
We dagen BIM-experts die druk bezig zijn met het digitaliseren van het bouwproces uit. Vergroot de veiligheid van de medewerkers in de bouw, door dit een plek te geven in het digitale ontwerp.
De digitale transformatie is onvermijdelijk
Digitaal bouwen en ontwikkelen wordt de standaard, dat is zeker. Tijdens de laatste werkgroep werden met de BIM-experts vragen rond visie op digitalisering gesteld, en hoe bedrijven werken aan de implementatie ervan. Wie zijn hierbij betrokken? En ook, wie niet?
In de werkgroep met BIM-experts bespreken Ernst van den Berg en George Evers welke digitaliseringsontwikkelingen bij bouwbedrijven spelen (lees hier de artikelen BIM in de bouw en BIM voor iedere functie relevantie). De BIM-experts werken bij bedrijven die gekenmerkt kunnen worden als koplopers en/of adviseurs, welke bedrijven ondersteunen bij de implementatie van BIM. We zien BIM als een belangrijke stap om het bouwproces te dataficeren. Dit wordt ook wel het datagedreven bouwen genoemd. Deze data gaan een steeds grotere rol spelen bij het organiseren van bouwprocessen. Dit is de reden dat de klassieke betekenis van BIM (Bouw Informatie Model) wordt vervangen door Bouw Informatie Management.
Digitalisering als businessmodel
Op welke wijze wordt digitalisering in een bedrijf ingezet? Gaat het om het verbeteren van de bestaande werkprocessen, het verbeteren van de dienstverlening aan de klant, of wordt er gekeken naar mogelijkheden om nieuwe producten of diensten te ontwikkelen? Met andere woorden; hoe wordt het digitale transformatieproces ingezet? Menno Lanting laat in zijn boek 'Uit het transformatiemoeras' zien dat veel organisaties digitalisering vooral gebruiken om de bestaande processen te verbeteren. Een beperkt aantal organisaties gebruikt digitalisering als aanleiding om het bestaande businessmodel te heroverwegen. Zo geeft Lanting voorbeelden van bedrijven die met behulp van digitalisering en het beschikken over grote hoeveelheden data, mogelijkheden zagen voor het creëren van toegevoegde waarde in andere branches.
FNV Bouwen en Wonen heeft via secundaire analyse laten onderzoeken hoe bouwbedrijven digitalisering inzetten. Een van de conclusies is dat bouwbedrijven fors innoveren, maar daarmee bestaande markten bedienen, dus niet of nauwelijks op zoek zijn naar andere markten en/of businessmodellen. Vooral jonge bedrijven, startups, houden zich het meest bezig met het zoeken naar nieuwe markten met de kans dat zijn de bouw ingrijpend (disruptief) kunnen veranderen.
Visie en ambitie
De BIM-experts gaven aan dat hun bouwbedrijven de visie hebben dat digitaal bouwen en ontwikkelen zonder meer de standaard wordt. Dit betekent dat er twee keer gebouwd wordt: een keer digitaal, en een keer fysiek. Deze bedrijven hebben de ambitie om koploper te zijn in het digitaliseren van het bouwproces. Het uitgangspunt is dat digitalisering moet leiden tot het toevoegen van waarde voor de klant, en tot nieuwe verdienmodellen.
Ook wanneer er geen visie is op digitalisering van het bouwproces zien bouwbedrijven in dat digitalisering onvermijdelijk is. Geen enkel bedrijf ontkomt eraan. Dat betekent ook dat digitalisering voor de hele bouwkolom gaat spelen. Door digitalisering komt er veel informatie beschikbaar die ondersteunend is aan het gehele bouwproces. Met deze informatie kunnen bedrijven processen verbeteren en foutmarges verkleinen. Het kan tevens leiden tot het ontwikkelen van nieuwe producten of diensten. De informatie die beschikbaar is over het gebouw en de gebruikte materialen maakt het mogelijk om gericht onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Daarnaast bieden de data de mogelijkheid om materialen aan het eind van de levenscyclus te hergebruiken. De verwachting is dat er een markt ontstaat van te hergebruiken bouwmaterialen.
Initiatief om te starten
Het initiatief om te starten met digitalisering ligt nogal eens bij de een groep enthousiaste medewerkers die de nodige ervaring hebben opgedaan met BIM en/of digitalisering. Zij zagen de mogelijkheden en wisten het management ervan te overtuigen dat de ontwikkelingen onvermijdelijk zijn en dat het noodzakelijk is om hierin te investeren. Het spreekt voor zicht dat het management moet inzien dat niets doen geen optie is. Uiteraard moet er bereidheid zijn te investeren en te zorgen voor de nodige faciliteiten. Bijvoorbeeld in de vorm van tijd voor een stuurgroep om plannen te ontwikkelen. Of door het inrichten van een experimenteer centrum waar verschillende nieuwe technieken worden getoond en waar teams ervaring kunnen opdoen. Denk daarbij aan het werken met BIM, Internet of Things, Geografisch Informatiesysteem, reality capturing, en virtual en augmented reality.
Technisch en organisatorisch veranderen
De digitaliseringsontwikkelingen worden snel gezien als een technische aangelegenheid, die in de handen ligt van enkele experts. Dat is niet zo. Digitalisering is voor een groot deel een organisatieveranderingsproces, waarbij op alle gebieden in de organisatie veranderingen optreden. Dat kan betrekking hebben op processen, werkzaamheden van medewerkers, en de wijze van samenwerken met ketenpartners en klanten.
Er wordt ingezien dat het veel van de medewerkers vraagt. Zij zullen immers bereid moeten zijn om de nieuwe manieren van werken te adopteren. Dat kost tijd en vereist veranderbereidheid van hen. Aangezien de digitaliseringsontwikkelingen zich in een steeds hoger tempo voltrekken, zal dat betekenen dat van medewerkers wordt gevraagd vaker en sneller veranderingen in werkwijzen te accepteren.
De rol van HR in digitalisering
De rol van HR (personeelszaken) is niet altijd even expliciet benoemd bij het opstellen van de visie rond digitalisering. Hierboven werd duidelijk digitalisering voor een groot deel een organisatieveranderingsproces is. Dat is het domein van HR, ervan uitgaande dat HR een stevige positie heeft binnen het bedrijf. Die betrokkenheid van HR is bij enkele bedrijven wel aan de orde bij het implementatieproces. Dat ligt voor de hand, omdat HR bepaalde kennis heeft en ondersteuning kan bieden bij opleidingsprogramma’s, en het leren van nieuwe vaardigheden. Zo ook bij de werving van nieuw talent en het herontwerpen van functies. HR kan ook een rol kan spelen bij het zorgen voor cultuurveranderingen die horen bij andere manieren van werken. Deze ondersteuning kan HR bieden aan betrokken projectleiders die verantwoordelijk voor digitalisering.
Kortom, HR kan zorgen voor de menskant bij het organisatieveranderingsproces. Daarmee heeft HR een toegevoegde waarde voor projectleiders die verantwoordelijk zijn voor de innovatieve ontwikkelingen.
De kanttekening die daarbij wordt gemaakt is dat het niet altijd voor de hand ligt dat HR in een dergelijke rol wordt gezien. De vraag is wat hier de reden voor is. Is HR vooral bezig met operationele, uitvoerende taken (salaris- en personeelsadministratie)? Of richt HR zich (ook) op het strategisch bedrijfsbeleid?
Waarom pakt OR deze rol niet op?
De rol van de ondernemingsraad (OR) is bij innovatieve ontwikkelingen in de bedrijven erg beperkt. Dat is opmerkelijk want volgens de Wet op de Ondernemingsraden heeft de OR enkele bevoegdheden bij digitaliseringsprocessen. De vraag is waarom OR’s deze rol niet oppakken. Ontbreekt het hen aan kennis op dit terrein of zijn zij van mening dat het een technologische innovatie is die vooral thuishoort bij experts?
Betrokkenheid medewerkers
Er zijn verschillende manieren om digitalisering te implementeren in het bedrijf. Op de eerste manier stelt een stuurgroep een implementatieplan op, waarin onder andere is beschreven welke programma’s aangekocht moeten worden. Dit implementatieplan wordt besproken met de medewerkers, zodat zij betrokken zijn bij de keuzes. Dit zorgt voor draagvlak. Het zijn de medewerkers die uiteindelijk met nieuwe programma’s moeten gaan werken en hiervoor opgeleid of getraind moeten worden. De ervaring leert dat de meeste medewerkers ervoor open staan om met nieuwe programma’s te gaan werken.
Een tweede manier is de 1-9-90 procent-aanpak. 1 procent van de medewerkers werkt aan de verkenning van digitalisering, en maakt de keuzes. 9 procent van de medewerkers volgt, en zij activeren de overige 90 procent van de medewerkers. Deze aanpak is voor gebruikers, door gebruikers, en met gebruikers. Op deze manier zorgen bedrijven voor gebruikersparticipatie. Het meenemen van medewerkers bij digitaliseringsontwikkelingen geeft de mogelijkheid om uit te leggen waarom het noodzakelijk is om te vernieuwen. Bijvoorbeeld omdat er nieuwe wet- en regelgeving is die dit vereist.
Bij de aanschaf van standaard softwarepakketten is het van belang om medewerkers te betrekken bij de keuzes die worden gemaakt. Dat wil niet zeggen dat het mogelijk is om het iedereen naar de zin te maken. Dan komt het aan om ook deze medewerkers ervan te overtuigen dat de gemaakte keuze onvermijdelijk is en dat er afscheid moet worden genomen van oude programma’s en/of werkwijzen. En dat kan lastig zijn, zeker als er voortdurend nieuwe software wordt uitgebracht.
Conclusie
Dat de digitale transitie aanstaande is, zal door niemand in de bouw ontkend worden. Wel bestaan er verschillende ideeën over hoe hierop voor te bereiden. Veel bedrijven hebben een visie opgesteld waarin in wordt gegaan op de belangrijkste ambities. Toch zijn er ook bedrijven, die hier nog geen concrete stappen in hebben genomen. Doordat deze zogenoemde achterblijvers wel een rol spelen in de keten, stellen de BIM-experts dat in het belang van de sector is om ook hen te stimuleren mee te gaan in de transitie.
Een vraag die besproken is rondom visie en implementatie van digitalisering, is welke partijen hierbij betrokken moeten worden. De BIM-experts vonden het niet vanzelfsprekend dat afdeling HR of de Ondernemingsraad een grote rol toebedeeld krijgt in dit verhaal. Dit terwijl de gevolgen van digitalisering effect hebben op grote groepen medewerkers. In de komende sessie wordt hier nader op in gegaan.
De betrokkenheid van personeel wordt wel als belangrijk geacht. We zien hier diverse manieren van terugkomen.
De BIM-experts hebben in zes bijeenkomsten hun kennis en inzichten met ons gedeeld. Door het delen van hun kennis hebben wij de notitie ‘BIM in de Bouw’ kunnen opstellen. Hierin zijn alle bevindingen uit de BIM-werkgroep uiteengezet. Benieuwd naar het document? Via deze link kun je het downloaden.
Hybride werken is de toekomst
Sinds maart 2020 is thuiswerken door corona het nieuwe normaal geworden. Veel van de UTA’ers hebben het afgelopen jaar ook thuis gewerkt, zo bleek uit onderzoek van FNV|UTA. De overgrote meerderheid wil dit na de pandemie voortzetten. Het blijkt productief, efficiënt en bespaart de nodige reistijd. Maar liefst 52 procent van de UTA’ers wil twee dagen per week thuis blijven werken, en 30 procent heeft een voorkeur voor drie dagen per week.
Recent onderzoek van FNV sluit hierbij aan; slechts 10 procent van de deelnemers wil weer helemaal terug naar kantoor. 20 procent wil alleen nog maar thuiswerken. 70 procent wenst een afwisseling tussen thuis werken en op kantoor.
Kitty Jong, vicevoorzitter van FNV: “Ongeveer de helft van de beroepsbevolking heeft tijdens de coronapandemie thuis kunnen werken. Deze leden zijn thuiswerken allesbehalve zat; drie op de vijf zijn er zelfs positiever over dan een jaar geleden. 78 procent werkt gewoon prettig thuis, dat was bij ons onderzoek vorig jaar nog 66 procent. Ouderen werken iets liever thuis dan jongeren, maar ook van de jongeren ziet 65 procent het thuiswerken helemaal zitten. Wel zien we dat veruit de meeste mensen een afwisseling willen in thuis werken en op kantoor werken. Wij willen daar dan ook graag afspraken over gaan maken.”
Een hybride vorm
Zoals uit eerder onderzoek van FNV|UTA bleek, bevalt het thuiswerken goed. Zowel thuiswerken als op kantoor heeft voor de meeste deelnemers aan beide onderzoeken de voorkeur. Een groot gemis tijdens de coronacrisis is voor velen het sociale contact. Er is af en toe face-to-face contact nodig voor een goede werkrelatie en dat is tijdens de coronacrisis soms moeilijk of niet realiseerbaar. Even bijpraten is er vaak nauwelijks bij. Daarom geven zij aan dat een hybride vorm, een combinatie van kantooruren met thuiswerkdagen, de meest ideale en gewenste situatie is.
De deelnemers aan het FNV-onderzoek werd gevraagd naar welke werkzaamheden het beste op kantoor, en welke het beste thuis kunnen plaatsvinden. De dagelijkse werkzaamheden worden door de leden liever thuis uitgevoerd. Thuis is de concentratie hoger. Voor activiteiten als een brainstormsessie, het inwerken van nieuwe collega’s of informeel contact is het kantoor de beste plek.
Verder blijkt uit het FNV-onderzoek dat 30 procent van de mensen geen of te weinig zeggenschap ervaart in het bepalen van de werklocatie. Slechts 35 procent ervaart wél genoeg zeggenschap. Een grote meerderheid, 63 procent, wil een stevigere positie voor werknemers om te bepalen waar het werk plaatsvindt; zij willen dit wettelijk geregeld hebben.
Goed werkgeverschap
Uit het FNV|UTA onderzoek bleek dat UTA werknemers het belangrijk vinden dat de werkgever zorgt voor goede afspraken en thuiswerkfaciliteiten (materieel en financieel). Ook is voorlichting vanuit de werkgever van belang. Als aan deze voorwaarden in voldaan dan zijn werknemers in de regel meer tevreden over hun werkgever. Een werkgever heeft niet alle omstandigheden in de hand die maken dat thuiswerken positief wordt ervaren. Maar kan, zoals duidelijk wordt in dit artikel, een heleboel doen om het thuiswerkklimaat positief te beïnvloeden en bij te dragen aan goed werkgeverschap. Een thuiswerkvergoeding hoort daar bijvoorbeeld ook bij.
De respondenten van het onderzoek zouden graag het onderwerp ‘onbereikbaarheid buiten werkuren’ wettelijk vastgelegd zien, zoals dit ook het geval is in Frankrijk. 77 procent stemt hiervoor. Ook het Europees Parlement wil dit recht graag gerealiseerd zien. In Nederland is hiervoor een wetsvoorstel van de PvdA in voorbereiding.
Kitty Jong: “Wij hebben hierover al afspraken gemaakt in sommige cao’s, maar een wettelijk recht geeft ons een betere positie hierin. Door de coronapandemie zijn werk en privé meer door elkaar gaan lopen. Mensen werken ook iets meer uren, blijkt uit ons onderzoek. Dan liggen burn-outklachten op de loer. Bovendien wordt niet iedere werknemer thuis goed gefaciliteerd door de werkgever, met een laptop, bureaustoel, beeldscherm en toetsenbord.”
In het afgelopen jaar hebben veel van de UTA-medewerkers gezien dat die faciliteiten zijn verbeterd door inspanningen van zowel henzelf en/of de werkgever. Maar ook werd duidelijk dat de werkplek thuis Arbo technisch niet vaak zo goed was als de werkplek op kantoor. Daar liggen dus nog kansen voor werkgevers om werkomstandigheden thuis te verbeteren.
Steviger positie
Kitty Jong: “Onze leden spreken zich duidelijk uit en geven aan thuis productiever te zijn. Een steviger positie voor werknemers, zoals ook D66 en GroenLinks in een wet willen regelen, is dan ook mijn inzet bij het SER-advies dat de politiek hierover heeft gevraagd. Die steviger positie kan zich dan weer vertalen in afspraken per bedrijf of organisatie, waar een afweging van belangen kan worden gemaakt. En niet zoals nu dat alleen de werkgever bepaalt. Vergelijk het met de wet, waarbij de werknemer kan vragen minder uren te werken. De werkgever moet dan met zwaarwegende argumenten komen als dat niet kan. Op dit moment moet de werknemer die meer thuis of juist op kantoor wil werken, nog genoegen nemen met een onbeargumenteerde afwijzing van de werkgever.”
Blijf jij voorlopig ook thuiswerken? Lees dan nog eens onze tips voor prettig en gezond thuiswerken.