ZZP | Gezamenlijk onderhandelen zonder overtreding concurrentieregels
Naar aanleiding van aangepaste Europese regelgeving heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de Nederlandse leidraad ‘tariefafspraken zzp’ers’ aangepast. Daarin staat onder andere dat zzp’ers onder bepaalde voorwaarden gezamenlijk mogen onderhandelen, zonder dat hierbij de concurrentieregels worden overtreden.
Zelfstandigen zonder personeel mogen gezamenlijk onderhandelen als zij:
- Economisch afhankelijk zijn van hun opdrachtgever, of
- Feitelijk zij-aan-zij werken met werknemers in loondienst, of
- Werken via digitale arbeidsplatformen (bijvoorbeeld taxi’s).
Bescherming
Het aantal zzp’ers is de afgelopen jaren flink gegroeid. Dat heeft voor- en nadelen. Vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt is de onderhandelingspositie van zzp’ers vaak gering. Dat leidt vervolgens tot slechtere beloningen en arbeidsvoorwaarden. Vaak zijn deze zzp’ers ook niet goed verzekerd tegen ongevallen of werkloosheid.
Werkgevers maken soms ook gebruik van zzp’ers die feitelijk hetzelfde werk doen als werknemers in loondienst, waarmee zij de wettelijke werknemersbescherming omzeilen. De eerder genoemde leidraad biedt zzp’ers inzicht in de mogelijkheden voor gezamenlijk onderhandelen over beloning en arbeidsvoorwaarden. Op deze manier hoopt de ACM de positieve gevolgen van de zzp-groei te behouden, en de negatieve te verminderen.
De uitgebreide informatie staat in de Leidraad tariefafspraken zzp’ers. Heb je hulp nodig of kom je er niet uit? Je kunt een mail sturen naar uta@fnv.nl, of contact opnemen met FNV ZZP door te bellen naar 088-0997010 .
Industriële bouw: een goede ontwikkeling?
Afgelopen week is het jaarlijkse onderzoek van Marjet Rutten over industriële bouw in Nederland weer gepubliceerd. Wat blijkt: de industriële bouw in Nederland zette ook in 2022 verder door. Er kwamen voor het eerst meer dan 10.000 woningen uit een fabriek. Hierdoor groeide het marktaandeel van industriële bouw verder tot 14 procent.
Volgens minister De Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening is industrialisatie en technologie het antwoord op alle uitdagingen in de bouw: van woningnood en milieuvraagstukken tot kwaliteit en tekort aan personeel. Maar is dat ook zo?
Aandacht voor huizenfabrieken
De ontwikkeling van industrieel bouwen is voor ons als vakbond niet nieuw meer. Het afgelopen jaar hebben wij van FNV Bouwen & Wonen meerdere fabrieken bezocht waar huizen geproduceerd worden en hebben we gesproken met werknemers. Het is een ontwikkeling die nadrukkelijk onze aandacht heeft. Het is een nieuwe groeiende tak binnen de bouwsector die compleet anders is dan de traditionele manier van bouwen. Vanzelfsprekend juichen wij ontwikkelingen en innovaties toe die het werk in de bouw minder zwaar en veiliger maken. Echter maken wij ons ook zorgen om de zogenoemde ‘huizenfabrieken’.
Na het lezen van vele interviews, artikelen en bezoeken van huizenfabrieken is ons een aantal zaken opgevallen als we kijken naar het werken in zo’n huizenfabriek. Er zijn verschillende voordelen te noemen: het werk is binnen en je hebt minder last van wisselende weersomstandigheden en er zijn vaker (technologische) hulpmiddelen die het werk minder zwaar maken. Ook hebben we tijdens onze bezoeken begrepen dat er minder bedrijfsongevallen plaatsvinden.
Maar het werken in een huizenfabriek kan ook een andere kant hebben. Eén van de zorgelijke ontwikkelingen die wij binnen de huizenfabrieken hebben gezien is de organisatie van het werk. Deze huizenfabrieken zijn veelal échte fabrieken, er moet geproduceerd worden op grote schaal en het liefst zo snel mogelijk. Vergelijk het met een fabriek waar auto’s geproduceerd worden. Het werk wordt veelal opgeknipt in kleine deelhandelingen, handelingen die weinig tijd in beslag nemen en die ook aan vrijwel iedereen geleerd kunnen worden. Dit soort werk is onaantrekkelijk voor vakmensen, het is routinematig en geestdodend. Daarbij is zo’n werknemer eenvoudig inwisselbaar voor een ander. Het opknippen van werkzaamheden in vele deelhandelingen komt voort uit de gedachte dat arbeid een kostenpost is. Dit in plaats van dat werknemers wat toevoegen aan een product.
Flexwerk en arbeidsmigranten
De laatste tijd worden er zorgen uitgesproken over de enorme toename van het aantal arbeidsmigranten en de erbarmelijke omstandigheden waaronder zij wonen en werken. De minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid sprak onlangs uit dat de arbeidsmigratie beperkt moet worden, een opvatting die al eerder is uitgesproken door de Arbeidsinspectie. Het is natuurlijk mooi dat deze erkenning er is, maar wat is de volgende stap?
Nederland is kampioen flexwerk, mogelijk gemaakt door jarenlang bewust overheidsbeleid om het voor werkgevers heel aantrekkelijk te maken om werk zoveel mogelijk te flexibiliseren en daarmee spotgoedkoop te maken. Dat heeft geleid tot een oerwoud aan tijdelijke contracten en niet zelden tot eenvoudig en uitgehold werk. Deze enorme fixatie op werk als kostenpost heeft de toestroom van arbeidsmigranten fors laten toenemen. Zij zijn goedkoop, er is korte inleertijd nodig door het uitgeholde werk en het aantal arbeidsmigranten die lid is van een vakbond is doorgaans laag. Terecht dat de opvatting is dat het aantal arbeidsmigranten omlaag moet. Echter, de huidige krapte op de arbeidsmarkt, die natuurlijk niet uit de lucht is komen vallen, wordt weer van stal gehaald om te pleiten voor de inhuur van…. arbeidsmigranten. Tsja, daar zijn we weer.
In de bouw horen we hetzelfde verhaal: er is een tekort aan personeel, dus moeten er meer arbeidsmigranten komen. De vraag is of het anders kan. Nu we zien dat de bouw fors verandert door de komst van de huizenfabrieken moet het eens anders. Bij het inrichten van een huizenfabriek zijn er keuzes te maken als het gaat om hoe het werk wordt georganiseerd.
Organisatie inrichting is een keuze
De vraag is welke keuzes bouwwerkgevers maken bij de inrichting van de huizenfabrieken. Vallen zij terug op het uitgangspunt dat werk zo goedkoop mogelijk moet zijn? En knippen zij werk in de huizenfabriek op in een reeks van eenvoudige deelhandelingen? Met als resultaat dat werk veelal geestdodend en routinematig is en waarbij de toegevoegde waarde van werknemers heel gering is. Of wordt er gekozen voor vakmanschap waarbij goed werk een bijdrage levert aan de kwaliteit van het product?
Dit laatste doet een beroep op een andere organisatie inrichting met ruimte voor leren en ontwikkelen, vakmanschap en op een andere stijl van leidinggeven. Hierbij staat de kwaliteit van werk en het product voorop. Werk met leer- en ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij een beroep wordt gedaan op uiteenlopende vaardigheden en waarbij de werknemer ruim voldoende beslismogelijkheden heeft. De allround vakman is daarvan een voorbeeld. Hierbij het niet alleen gaat om verschillende vakinhoudelijke vaardigheden, maar ook om sociale en digitale vaardigheden. Het werk wordt daardoor interessanter en aantrekkelijk. Het maakt werknemers duurzaam inzetbaar, zodat zij waardevol zijn en blijven op de arbeidsmarkt. Maar ook voor werkgevers is dit aantrekkelijk. Medewerkers zijn zo op meer plekken inzetbaar dan op één specifieke functie en hun betrokkenheid bij de organisatie vergroot. Wij denken dat door het werk interessant te maken, het voor werknemers aantrekkelijk is om in de bouw te gaan en te blijven werken.
Bereid je voor op de Wet Kwaliteitsborging
Laatste update: 3 april 2023.
Op 14 maart 2023 heeft de Eerste Kamer besloten dat de nieuwe Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen per 1 januari 2024 definitief in werking treden. Doordat de wet een aantal keer is uitgesteld zal het dus nog even duren voor je er mee te maken krijgt. Toch is het belangrijk om je voor te bereiden op de nieuwe wet.
De Wkb wordt ingevoerd met als doel verbetering van de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht. Het is hierbij ook de bedoeling dat de positie van de consument wordt verbeterd. De Wkb zal per 1 januari 2024 in fases worden ingevoerd. De wet zal eerst van toepassing zijn op bouwprojecten die vallen in de categorie van gevolgklasse 1, dit zijn de laag risico gebouwen. Op een later moment zal worden gekeken of en wanneer de wet voor complexere gebouwen gaat gelden.
Meer verantwoordelijkheid voor de aannemer
De Wkb zal een aantal belangrijke dingen veranderen bij de bouw. De aannemer is bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Naast de waarschuwingsplicht zal de aannemer ook verplicht een opleverdossier moeten opbouwen. Dit opleverdossier moet tekeningen, berekeningen, en onderhoudsvoorschriften bevatten.
De Wkb roept ook een nieuw figuur in het leven: de private kwaliteitsborger. Voorheen had de gemeente een grote rol bij de bouw. De rol van de gemeente wordt bij de nieuwe Wkb overgenomen door de kwaliteitsborger. De taak van deze onafhankelijke kwaliteitsborger is om te kijken of het bouwplan aan alle regels voldoet. Het huidige stelsel is zo ingericht dat de goedkeuring voor een bouwplan vooraf geschiedt. Straks moet de aannemer niet alleen vooraf, maar ook tijdens de bouw aantonen dat het bouwwerk aan alle eisen voldoet. Hierdoor neemt de verantwoordelijkheid en risicoaansprakelijkheid van de aannemer toe.
Proefprojecten
Het is straks dus belangrijk dat je tijdens de bouw dingen vastlegt en deze dingen ook op tijd vastlegt. Omdat het een nieuwe manier van werken is, is het belangrijk dat iedereen de tijd neemt om hiermee te oefenen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) proefprojecten opgezet. Iedereen die wil bouwen onder gevolgklasse 1, kan zich aanmelden. Bij proefprojecten worden alle partijen betrokken alsof de Wkb al in werking is getreden. Dit is dé ideale mogelijkheid om alvast te gaan oefenen met de nieuwe regels die per 1 januari ingaan. Wil je een proefproject starten, dan is het belangrijk om tijdig dit met de gemeente te bespreken, het liefst voor het indienen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Wanneer de gemeente de aanvraag goedkeurt, start het proefproject en zal de gemeente dit ook melden aan de VNG.
Om alvast te kunnen oefenen met de nieuw Wkb hoef je natuurlijk geen proefproject te starten, dit kun je ook zelf. Als je nu al begint met het vastleggen van je projecten volgens de nieuwe Wkb-norm, dan ben je gewend aan deze manier van werken wanneer de wet echt ingaat!
Krapte op de arbeidsmarkt: een veel besproken fenomeen

In deze column vertelt George Evers over zijn visie op de krapte op de arbeidsmarkt. George Evers volgt en agendeert vanuit een werknemersperspectief innovatieve ontwikkelingen in de bouw. Denk daarbij aan datagedreven bouwen, pré fab en digitalisering.
George Evers: "Het zal een ieder inmiddels wel duidelijk zijn dat Nederland te maken heeft met krapte op de arbeidsmarkt. Deze krapte werd op 13 augustus 2022 in een bericht op de NOS site genoemd als de achilleshiel van de maatschappij. Het artikel noemt verschillende oorzaken van deze krapte. De oorzaken zijn heel herkenbaar, maar er vallen wel de nodige kanttekeningen bij te plaatsen.
Kanttekeningen bij de krapte op de arbeidsmarkt
De krapte op de arbeidsmarkt is niet vanzelf ontstaan, maar het is resultaat van beleid of de afwezigheid daarvan. De volgende kanttekeningen plaatsen we bij de krapte op de arbeidsmarkt:
- De krapte op de arbeidsmarkt is natuurlijk geen nieuw verschijnsel, dat is al jaren bekend. Bij de overheid werd destijds gesproken over de grote uittocht. Sinds de jaren '10 van deze eeuw weten we dat er een grote groep mensen met pensioen zal gaan. Dat gevoegd bij minder instroom van jongeren (ontgroening). Ook in de bouw zien we al jaren dat de gemiddelde leeftijd aan het toenemen is en dat het aandeel oudere werknemers groeit.
Hoe kan het dat we een kleine twintig jaar verder zijn en we nog steeds de vergrijzing aanhalen als oorzaak van de problemen op de arbeidsmarkt? Wat is er in de tussentijd gebeurd en welke maatregelen zijn genomen? Het lijkt erop dat we al die jaren weinig hebben gedaan met de inzichten rond vergrijzing. Je kunt dat betitelen als beleidsarmoede. - De arbeidsproductiviteit blijft achter in vergelijking met andere landen. Dit wordt gepresenteerd als een soort natuurverschijnsel, maar dat is het niet. Nederland is al jaren kampioen flexwerk met veel onzeker en tijdelijk werk. In de bouw is het aandeel zzp-ers fors gestegen na de kredietcrisis van 2008. Denk aan uitzendwerk, platformwerk, zzp-ers, maar er zijn zonder enige twijfel nog vele andere constructies waar medewerkers mee te maken hebben. Dit flexwerk betaalt in de regel minder goed dan medewerkers met een vast dienstverband. Ook is de pensioenvoorziening veel slechter en de mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen zijn doorgaans afwezig. Kortom flexwerk is lekker goedkoop. Deze goedkope arbeid maakt werkgevers lui, want de noodzaak om te investeren in productiviteit bevorderende maatregelen is niet groot. Er is altijd een groot reservoir beschikbaar geweest aan snel inzetbaar en goedkope werknemers. Helaas zien we dat er sectoren zijn, zoals nu de bouw, die aangeven dat werk zo goedkoop mogelijk moet zijn. Werk wordt gezien als kostenpost met als gevolg dat werk verder wordt uitgekleed tot routinematige en kleine taken.
Als werknemers kunnen kiezen op de arbeidsmarkt vanwege de grote vraag, dan ontstaat er een arbeidsmarktprobleem. Met een focus op de korte termijn en makkelijk geld verdienen was dit te voorspellen. - Er zijn sectoren die het extra moeilijk hebben om mensen te werven. Sectoren die op de één of andere manier gelinkt zijn aan de overheid merken dit vooral. We moeten hierbij niet vergeten dat de afgelopen jaren verschillende regeringen hebben ingezet op minder overheid en meer overlaten aan de markt. Met als gevolg dat met minder medewerkers het werk moeten uitvoeren, meer werkdruk, voortdurende bezuinigingen en reorganisaties. In de bouw is er ook de neiging om zo goedkoop mogelijk te produceren, omdat de ‘markt’ dat nu eenmaal vraagt. Bedenk daarbij dat een groot deel van de vraag naar woningen is afkomstig van de overheid.
Of dat nou ideaal is om prettig te werken is de vraag. - Zinvol werk. Medewerkers stellen steeds meer eisen aan de inhoud van het werk. Werk moet bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling met het oog op het behoud van een duurzame positie op de arbeidsmarkt. Zinvol werk, kunnen samenwerken met anderen en werk dat een beroep doet op eigen verantwoordelijkheid zijn elementen die werk aantrekkelijk maken. Daarbij is het niet van belang wat voor soort werk de medewerker uitvoert, kenniswerk of werk dat een beroep doet op praktische vaardigheden. Goede inhoud van het werk is voor iedereen heel relevant.
Nu de veranderingen in het werk snel gaan (onder andere door digitalisering) is er een grote noodzaak om in kennis en vaardigheden van medewerkers te investeren. De karige paar procent die werkgevers beschikbaar hebben voor opleiden en ontwikkelen is wel wat mager. Misschien moeten we het maar eens hebben over dat minimaal 10% van de loonsom beschikbaar moet zijn voor opleiden en ontwikkelen. Uiteraard naast andere goede arbeidsvoorwaarden. Het wordt tijd dat serieus werk wordt gemaakt van het vergroten van de kennis en vaardigheden van medewerkers. Dat maakt werk aantrekkelijk.
Krapte op de arbeidsmarkt vraagt om visie
Er zijn vele redenen waarom we te maken hebben met krapte op de arbeidsmarkt. Dit is geen natuur verschijnsel, maar heeft te maken met visie en beleid. Laten we hebben over de visie op zinvol werk en over wat er nu gedaan kan worden om de krapte aan te pakken."
Recht op negen weken betaald ouderschapsverlof
Waar je als ouders voorheen recht had op 26 weken onbetaald ouderschapsverlof, kunnen ouders door een nieuwe Europese richtlijn vanaf 2 augustus negen weken betaald ouderschapsverlof opnemen. In dit artikel lees je meer over de voorwaarden van betaald ouderschapsverlof, hoe je betaald ouderschapsverlof aanvraagt en of je in aanmerking komt voor betaald ouderschapsverlof (ook als je kind vóór de invoering van de wet is geboren).
Sinds de invoering van het ouderschapsverlof is er altijd sprake geweest van onbetaald ouderschapsverlof, tenzij hier andere afspraken over zijn gemaakt in jouw cao. Een grote verandering dus, maar niet op eigen initiatief. Het was namelijk de EU die alle lidstaten een wettelijke minimumstandaard oplegde van minimaal vier maanden ouderschapsverlof waarvan minimaal twee maanden betaald. Ook Nederland moest dus aan de bak.
Negen weken betaald ouderschapsverlof
Ouders krijgen straks gedurende negen weken ouderschapsverlof een UWV-uitkering ter hoogte van 70 procent van hun dagloon (tot 70 procent van het maximum dagloon). Voorwaarde is dat zij deze negen weken opnemen in het eerste levensjaar van het kind. Deze negen weken betaald verlof komen bovenop de zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof voor de moeder en de zes weken geboorteverlof voor de partner.
Betaald ouderschapsverlof bij kinderen die al geboren zijn vóór de invoering van de wet zijn geboren
Het ouderschapsverlof geldt ook voor sommige ouders die vóór 2 augustus 2022 en kind krijgen of hebben gekregen. Het kind moet op het moment dat de wet ingaat jonger zijn dan één jaar. Daarnaast moeten ouders op dat moment in loondienst zijn en nog niet het volledige recht op ouderschapsverlof hebben opgenomen.
Voorbeeld
Een werknemer is op 2 augustus 2022 ouder van een zes maanden oude baby. Hij of zij heeft al negentien weken (wettelijk onbetaald) ouderschapsverlof opgenomen. Deze werknemer heeft nog zes maanden om zeven weken ouderschapsverlof op te nemen. Dan is het kind één jaar oud. Tijdens die zeven weken heeft hij of zij recht op een uitkering.
Hoe vraag ik betaald ouderschapsverlof aan?
De werkgever kan vanaf 2 augustus 2022 de aanvraag voor gedeeltelijk betaald ouderschapsverlof indienen bij het UWV. De werknemer dient het betaald en onbetaald ouderschapsverlof ten minste twee maanden van te voren, schriftelijk aan te vragen bij de werkgever.
Betaald ouderschapsverlof bij adoptie- of pleegouderschap
In het geval van adoptie- of pleegouderschap is betaald ouderschapsverlof ook mogelijk voor kinderen onder de acht jaar. Dit geldt alleen voor het eerste jaar na de dag van de feitelijke adoptie of plaatsing.
ZZP’ers
Zelfstandigen kunnen helaas geen aanspraak maken op het ouderschapsverlof; betaald of onbetaald.
De feiten kort op een rij
- Beide ouders/verzorgers hebben recht op ouderschapsverlof,
- Je hebt per kind recht op 26 weken ouderschapsverlof, maal het aantal uren dat je per week werkt,
- Het ouderschapsverlof kun je inzetten tot het achtste levensjaar van je kind, daarna vervalt het niet-ingezette ouderschapsverlof,
- Vanaf 2 augustus 2022 hebben ouders/verzorgers recht op negen weken betaald ouderschapsverlof tegen 70 procent van hun dagloon. Dit percentage kan ook hoger liggen, mits opgenomen in de cao,
- Voorwaarde van het betaalde ouderschapsverlof is dat het wordt opgenomen in het eerste levensjaar van het kind,
- De resterende 17 weken ouderschapsverlof zijn onbetaald, tenzij anders opgenomen in de cao,
- Een werknemer die valt onder de cao Bouw & Infra heeft bij de bevalling van de partner recht op één dag betaald verlof. De werkgever betaalt het vast overeengekomen loon of salaris,
- Het ouderschapsverlof komt bovenop de 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof van de moeder,
- Het ouderschapsverlof komt ook bovenop de zes weken partnerverlof van de partner. Het partnerverlof bestaat uit twee delen. - Partnerverlof van eenmaal het aantal werkuren per week. De werkgever betaalt het vast overeengekomen loon of het salaris (100 procent),
- Aanvullend partnerverlof van maximaal vijfmaal het aantal werkuren per week. Het UWV betaalt een uitkering van 70 procent van het dagloon.
Onderzoek naar knelpunten UTA-werknemers
Onlangs is bekend geworden dat er een onderhandelingsresultaat ligt voor de Cao Bouw & Infra. Een van de afspraken is dat er onafhankelijk en representatief onderzoek gedaan gaat worden naar de positie van UTA-werknemers.
Het onderzoek gaat zich richten op de praktijk in de bedrijven en de ervaringen en wensen van UTA-werknemers met betrekking tot de thema’s arbeidstijden, overuren en reisuren. Het doel hiervan is werknemers gezond en fit te houden en een aantrekkelijke sector te zijn.
Voorwaarden onderzoek
Het onderzoek start uiterlijk begin 2023 en is binnen een tijdsbestek van een half jaar afgerond. Na oplevering van het onderzoek gaan cao-partijen binnen een termijn van drie maanden serieus met elkaar in gesprek over de positie van UTA-werknemers en de eventueel geconstateerde knelpunten.
Voor de onderzoeksopzet gelden de volgende voorwaarden:
- Onafhankelijke en neutrale onderzoeker, instemming van cao partijen,
- De onderzoeker stelt een vragenlijst op naar aanleiding van interviews met cao-partijen, er zijn geen blokkades op vragen,
- Diversiteit aan functiegroepen wordt benaderd voor het onderzoek,
- Cao-partijen kunnen voordrachten doen voor de selectiekaders. De onderzoeker maakt de uiteindelijke selectie, maar houdt rekening met de voorgedragen selectie,
- Anonimiteit van respondenten wordt gegarandeerd,
- Respondenten wordt gevraagd prioriteiten binnen de thema’s aan te geven. Partijen volgen die prioritering.
Overwerk
Er is in het onderhandelingsresultaat een apart stuk gewijd aan het onderwerp overwerk. In de huidige cao is vastgelegd dat in beginsel moet worden vermeden dat een UTA-werknemer structureel overwerkt. Afgesproken is wanneer structureel overwerk wel wordt geconstateerd (binnen functiegroepen), dat cao-partijen met elkaar in overleg gaan over de mogelijkheden om dit overwerk te beperken en om afspraken te maken die voorkomen dat deze tijden gewerkt wordt. Hierbij ligt onder andere ook de betaling van overwerk als bespreekpunt op tafel.
Conclusie: Aan de hand van de resultaten van het onderzoek moeten werkgevers serieus met ons in onderhandeling over hoe de knelpunten te ondervangen in de volgende cao-afspraak!
De rol van HR bij organisatieontwikkeling
In de vijfde sessie van de BIM-werkgroep die FNV|UTA organiseert, zijn twee onderwerpen aan de orde gekomen: De rol van HR bij organisatieontwikkeling en er is ingegaan op het onderwerp kwaliteit van werk. In dit verslag vind je de belangrijkste uitkomsten.
Het eerste deel van de werkgroep bestond uit een presentatie van Ruth Feenstra, HR adviseur van BINX Smartilty. Uit eerdere contacten met dit bedrijf werd ons duidelijk dat HR een belangrijke rol speelt bij organisatieontwikkeling en dat de rol van HR daarmee anders is dan in veel andere bedrijven. Uit onderzoek van Berenschot blijkt dat HR een erg beperkte rol speelt bij de implementatie van digitalisering in bedrijven.
BINX is een bouw- en installatiebedrijf, dat zich richt op onderwijs, zorg en de semioverheid. Het bedrijf probeert zoveel mogelijk zelf de hoofdaannemer te zijn bij projecten. Het voordeel van de combinatie bouw- en installatiebedrijf is, dat installatie vroegtijdig is betrokken en meedenken in het bouwproces. BINX is ontstaan uit twee andere familiebedrijven.
Proeftuin voor moederbedrijven
BINX werkt grotendeels digitaal en fungeert als de proeftuin voor de twee andere bedrijven. Er is veel ruimte voor innovatie. BINX werkt vanuit de visie dat digitalisering moet leiden tot slimmer en beter werken, digitalisering is dus geen doel op zichzelf. Digitalisering moet ertoe leiden dat de kwaliteit van het uitgevoerde werk verbetert. Ons voordeel was dat we een nieuw bedrijf zijn zonder een lange historie te hebben. Daardoor is het makkelijker om met vernieuwende ideeën te komen.
Er wordt gewerkt met proefprojecten waarin wordt nieuwe aanpakken worden geleerd, die zij vervolgens delen met de andere bedrijven. BINX werkt met ambassadeurs die innovaties en de lessen daaruit verspreiden. Deze ambassadeurs zijn niet per sé de innovators in het bedrijf, maar vaak juist de eindgebruikers, zodat zij in de praktijk kunnen laten zien hoe het werkt.
BINX heeft een de innovatiemanager in dienst, die vernieuwingen aanjaagt. Deze innovatiemanager is zich ervan bewust dat digitalisering een middel is en dat werknemers de belangrijkste factor voor succes is. De verbinding met de werkvloer is essentieel, want als de doorsnee werknemer niet kan omgaan met de nieuwe technologie dan stopt het implementatieproces.
HR en bedrijfsbeleid
Bij BINX is HR is aangesloten bij de vernieuwingsprocessen en HR is hierbij de partner voor het management. HR ondersteunt bij implementatievraagstukken door mee te denken over de vraag wie de werknemers zijn met wie een innovatie kan worden uitgeprobeerd. En hoe wordt een innovatie goed ingericht met een zo groot mogelijk kans op succes. Daarnaast is HR betrokken bij het opstellen van het jaarlijkse strategische bedrijfsplan. Als HR moet je bezig zijn met de vraag hoe de organisatie versterkt kan worden en daarbij zijn de werknemers een essentiële schakel.
Stelling van Ruth is dat HR de sparringpartner moet zijn in iedere organisatie. HR moet zich niet alleen maar richten op administratieve werkzaamheden, maar zich met name bezighouden met het strategisch en operationeel bedrijfsbeleid. Vanuit deze visie op de rol van HR moet je je als HR bezighouden met digitalisering. Ruth geeft aan dat zij bedrijven tegenkomst waar HR alleen de administratieve taken uitvoert en dat is geen goede invulling van HR. HR verdient meer dan een klusje bijdoen, het is een rol die op een goede manier moet worden ingevuld. Ruth heeft in de opleiding meegekregen dat HR zich moet bezighouden met de bedrijfsvoering, want dan kan de meerwaarde worden getoond. Dit geldt niet alleen voor de kleinere bedrijven, maar ook voor de grote concerns. Bij die concerns zal HR per vestiging georganiseerd moeten zijn om de verbinding te leggen met het primaire proces.
Directe participatie
BINX heeft gekozen voor een niet hiërarchische organisatiestructuur met als uitingsvorm dat de directeur geen eigen kantoor heeft. Ook de directeur werkt aan een van de gewone werkplekken. Er is gekozen voor een modern kantoorpand met een hippe en progressieve uitstraling.
BINX heeft geen ondernemingsraad, omdat een meerderheid van de werknemers heeft aangegeven daar geen behoefte aan te hebben. Er zijn andere vormen van medezeggenschap waardoor de meningen van werknemers voldoende tot hun recht komen in het bedrijf. Juist de directe verbinding en de informatiestromen tussen de leiding en de werknemers krijgt veel waardering. Er leeft de vrees dat door de instelling van een OR deze informatiestroom minder wordt.
BINX staat bekend als een modern en innovatief bedrijf. Het bedrijf is de laatste tijd fors gegroeid. Door de goede positie op de arbeidsmarkt heeft BINX heeft weinig moeite om nieuwe medewerkers aan te trekken.
Kwaliteit van werk
Wim van Veelen, beleidsadviseur bij FNV heeft een presentatie gegeven over het onderwerp kwaliteit van werk. De hoofdvraag is, wat is kwaliteit van werk en wat zijn de belangrijkste elementen daarvan. Dit onderwerp heeft een directe verbinding met werkdruk. In veel bedrijven de opvatting leeft dat werkdruk kan worden opgelost door de werknemer een cursus timemanagement, mindfulness of iets soortgelijks te laten volgen.
De visie van de FNV, daarbij ondersteund door veel onderzoek, is dat werkdruk wordt veroorzaakt door de wijze waarop een organisatie is georganiseerd. Is er veel tijdsdruk, kunnen werknemers zelf besluiten nemen of zijn zij steeds afhankelijk van anderen, hoe wordt er met collega’s en andere partijen samengewerkt. Maar ook is het werk uitdagend, moeten er steeds nieuwe dingen worden geleerd, wordt het werk aangestuurd vanuit de computer, hoe zit het met de privacy en de bereikbaarheid, zijn relevante aandachtspunten. Het uitgangspunt is dat er een goede balans moet zijn tussen de taakeisen en de regelmogelijkheden.
Figuur 1 laat zien wanneer er sprake is van een goede balans in het werk en wanneer dat niet het geval is. Goed werk bestaat uit hoge taakeisen en veel regelmogelijkheden. Werk dat bestaat uit hoge taakeisen en weinig regelmogelijkheden, levert een stressrisico op.
Figuur 1: Balansmodel taakeisen versus regelmogelijkheden
| Weinig regelmogelijkheden | Veel regelmogelijkheden | |
| Hoge taakeisen | Stressrisico | Goed werk met leermogelijkheden |
| Lage taakeisen | Geen leermogelijkheden | Saai werk |
Bron: Frank Pot. Vakbond en goed werk.
De techniek bepaalt niet hoe een organisatie eruit komt te zien. Er vallen keuzes te maken over de inrichting van de organisatie en hoe de kwaliteit van werk er uit ziet. De invoering van BIM en breder digitalisering betekent dat functies worden herontworpen, omdat bepaalde taken uit een functie verdwijnen of veranderen doordat ze door de computer worden uitgevoerd. Bij dat herontwerpproces zal kwaliteit van werk een aandachtspunt moeten zijn.
De BIM-experts hebben in zes bijeenkomsten hun kennis en inzichten met ons gedeeld. Door het delen van hun kennis hebben wij de notitie ‘BIM in de Bouw’ kunnen opstellen. Hierin zijn alle bevindingen uit de BIM-werkgroep uiteengezet. Benieuwd naar het document? Via deze link kun je het downloaden.
Prefab als oplossing voor bouwproblematiek
De woningbouwambitie tot het jaar 2030 is onrealistisch, stelt bijna driekwart van de bouwers die meededen aan het BouwMonitor onderzoek. Maar dat prefab een oplossing zou kunnen zijn om de 845.000 woningen te realiseren, daar is meer dan de helft van de respondenten het mee eens.
Digitalisering en innovatie staat bij de helft van alle sectoren in de top 3 van onderwerpen met de grootste impact op de sector. In de bouw staat het zelfs op de tweede plaats, na de arbeidsmarkt (energietransitie staat op 3).
Prefabricage, of prefab, is een proces waarbij bouwelementen voorafgaand aan de bouw in een fabriek of werkplaats worden gemaakt, waarna ze naar de bouwplaats worden getransporteerd. Over het algemeen is de verwachting dat de toepassing van prefab de bouwtijd op de bouwplaats zal verminderen.. Waar eerst separate producten op de bouwplaats werden geleverd, ontwikkelt de industrie steeds vaker complete bouwcomponenten. Doordat er op de bouwplaats niet meer gebouwd hoeft te worden, maar de elementen enkel in elkaar gezet worden en verbonden om tot een eindproduct te komen, verloopt het bouwproces sneller dan bij een traditionele manier van bouwen. Modulair bouwen is een doorontwikkeling op prefab. Bij dit proces worden volledig gebruiksklare modules gefabriceerd en op de bouwplaats geïnstalleerd. Het grote voordeel van modulair bouwen is dat het zeer flexibel ingezet kan worden voor diverse doeleindes, zoals het plaatsen van een tijdelijke school, kantoor of ziekenhuis.
Geprefabriceerde woningen lijkt, mede dankzij de woningcrisis, een steeds belangrijk onderwerp in Nederland. Prefab zou een mogelijke oplossing kunnen zijn voor de grote behoefte aan woningen. Het bouwen is namelijk snel en relatief goedkoop. De noordelijke provincies hebben aangegeven om in de komende jaren 220.000 extra huizen te gaan bouwen. Volgens experts lenen dergelijke grootschalige bouwprojecten zich prima voor prefab.
Arbeidsmarkt
Uit onderzoek van USP Marketing Consultancy blijkt dat twee op de vijf bouwprojecten een vorm van prefab bevatten. Volgens hen is prefab een goede oplossing voor een aantal uitdagingen waar de bouwsector de komende jaren voor komt te staan. Denk aan arbeidstekorten, een sneller en efficiënter bouwproces, en binnenstedelijk bouwen. Prefab zou bij al deze onderwerpen een belangrijke rol kunnen spelen. Doordat de elementen/modules al in de fabriek worden geproduceerd, worden de transportbewegingen bijvoorbeeld tot een minimum beperkt. Dit is een oplossing welke met name voor binnenstedelijk bouwen een groot voordeel met zich meebrengt.
Inmiddels is er een trend te zien in afgewerkte en 3D-modules die vaker worden toegepast in de bouw. Bijvoorbeeld een complete badkamer, of keuken. Voor zowel de buitenkant als de binnenkant van het bouwsel verwacht USP een sterke toename van volledige geprefabriceerde elementen, die in de fabriek al zijn afgewerkt.
Robotisering en modulair bouwen
Ook FNV ziet dat de prefab voor een grote verschuiving in de bouwsector gaat zorgen. Doordat de bouwtijd op de bouwlocatie drastisch verlaagd wordt, zullen de projecten en het betrokken personeel + de zzp’ers minder overgeleverd zijn aan extreme weeromstandigheden. Efficiënte van het proces zal daarmee verhoogd worden. Een belangrijke bijkomstigheid op het gebied van arbeidsomstandigheden, is dat werk in een fabriek veiliger gedaan kan worden dan op een hectische bouwplaats.
Belangrijk om rekening mee te houden is dat productie in de fabrieken steeds meer gerobotiseerd kan en zal worden. Daarmee wordt werk van metselaars en timmerlieden grotendeels vervangen. Daar staat tegenover dat het kansen biedt voor relatief onbekende functies in de bouw, denk hierbij aan operators maar ook parametrisch ontwerpers. De verschuiving van bouwplaats naar fabriek, betekent in ieder geval dat werknemers andere vaardigheden moeten ontwikkelen. De vraag is wel welke vaardigheden nodig zijn op de bouwplaats. Het in elkaar zetten van prefab elementen is wat anders dan timmeren en metselen. Dit geldt niet alleen voor bouwvakkers, maar ook voor werknemers in de installatietechniek. Bij prefab en modulair bouwen zie je steeds meer de plug-and-play mogelijkheid ontstaan. Kortom we zien dat het werk zowel in de fabriek als op de bouwplaats verandert. We vragen aandacht voor de inhoud van het werk: blijft dat interessant, biedt het werk uitdaging en kunnen werknemers zich verder ontwikkelen?
Tenslotte leggen we een koppeling tussen prefab en/of modulair bouwen met digitalisering. We wijzen met name op bouwinformatie management, waarbij onder bouwprocessen een datastroom komt te liggen. Deze data worden in alle stappen vastgelegd: bij het ontwerpproces, de uitvoering, het onderhoud en bij het hergebruik van materialen. Elk bouwelement wordt voorzien van een uniek kenmerk is daarmee via het bouwinformatiemanagement systeem te traceren. Hiermee zet de bouw de volgende stap naar het bouwen 4.0 en gaat lijken op wat in andere sectoren eerder gebeurde.
· Minder overlast voor omwonenden en het verkeer.
· Reduceren van de stikstof-uitstoot, of het verplaatsen van de stikstof-uitstoot naar locaties waar het minder schadelijk is.
Nadelen prefab
· De schaarse grond in combinatie met de regelgeving, die ook nog eens per gemeente kan verschillen, zorgt ervoor dat niet iedere situatie zich meteen leent voor de bouw van prefab-woningen.
· Er gaat meer tijd zitten in de voorbereiding en planning van een bouwwerk.
De digitale transformatie is onvermijdelijk
Digitaal bouwen en ontwikkelen wordt de standaard, dat is zeker. Tijdens de laatste werkgroep werden met de BIM-experts vragen rond visie op digitalisering gesteld, en hoe bedrijven werken aan de implementatie ervan. Wie zijn hierbij betrokken? En ook, wie niet?
In de werkgroep met BIM-experts bespreken Ernst van den Berg en George Evers welke digitaliseringsontwikkelingen bij bouwbedrijven spelen (lees hier de artikelen BIM in de bouw en BIM voor iedere functie relevantie). De BIM-experts werken bij bedrijven die gekenmerkt kunnen worden als koplopers en/of adviseurs, welke bedrijven ondersteunen bij de implementatie van BIM. We zien BIM als een belangrijke stap om het bouwproces te dataficeren. Dit wordt ook wel het datagedreven bouwen genoemd. Deze data gaan een steeds grotere rol spelen bij het organiseren van bouwprocessen. Dit is de reden dat de klassieke betekenis van BIM (Bouw Informatie Model) wordt vervangen door Bouw Informatie Management.
Digitalisering als businessmodel
Op welke wijze wordt digitalisering in een bedrijf ingezet? Gaat het om het verbeteren van de bestaande werkprocessen, het verbeteren van de dienstverlening aan de klant, of wordt er gekeken naar mogelijkheden om nieuwe producten of diensten te ontwikkelen? Met andere woorden; hoe wordt het digitale transformatieproces ingezet? Menno Lanting laat in zijn boek 'Uit het transformatiemoeras' zien dat veel organisaties digitalisering vooral gebruiken om de bestaande processen te verbeteren. Een beperkt aantal organisaties gebruikt digitalisering als aanleiding om het bestaande businessmodel te heroverwegen. Zo geeft Lanting voorbeelden van bedrijven die met behulp van digitalisering en het beschikken over grote hoeveelheden data, mogelijkheden zagen voor het creëren van toegevoegde waarde in andere branches.
FNV Bouwen en Wonen heeft via secundaire analyse laten onderzoeken hoe bouwbedrijven digitalisering inzetten. Een van de conclusies is dat bouwbedrijven fors innoveren, maar daarmee bestaande markten bedienen, dus niet of nauwelijks op zoek zijn naar andere markten en/of businessmodellen. Vooral jonge bedrijven, startups, houden zich het meest bezig met het zoeken naar nieuwe markten met de kans dat zijn de bouw ingrijpend (disruptief) kunnen veranderen.
Visie en ambitie
De BIM-experts gaven aan dat hun bouwbedrijven de visie hebben dat digitaal bouwen en ontwikkelen zonder meer de standaard wordt. Dit betekent dat er twee keer gebouwd wordt: een keer digitaal, en een keer fysiek. Deze bedrijven hebben de ambitie om koploper te zijn in het digitaliseren van het bouwproces. Het uitgangspunt is dat digitalisering moet leiden tot het toevoegen van waarde voor de klant, en tot nieuwe verdienmodellen.
Ook wanneer er geen visie is op digitalisering van het bouwproces zien bouwbedrijven in dat digitalisering onvermijdelijk is. Geen enkel bedrijf ontkomt eraan. Dat betekent ook dat digitalisering voor de hele bouwkolom gaat spelen. Door digitalisering komt er veel informatie beschikbaar die ondersteunend is aan het gehele bouwproces. Met deze informatie kunnen bedrijven processen verbeteren en foutmarges verkleinen. Het kan tevens leiden tot het ontwikkelen van nieuwe producten of diensten. De informatie die beschikbaar is over het gebouw en de gebruikte materialen maakt het mogelijk om gericht onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Daarnaast bieden de data de mogelijkheid om materialen aan het eind van de levenscyclus te hergebruiken. De verwachting is dat er een markt ontstaat van te hergebruiken bouwmaterialen.
Initiatief om te starten
Het initiatief om te starten met digitalisering ligt nogal eens bij de een groep enthousiaste medewerkers die de nodige ervaring hebben opgedaan met BIM en/of digitalisering. Zij zagen de mogelijkheden en wisten het management ervan te overtuigen dat de ontwikkelingen onvermijdelijk zijn en dat het noodzakelijk is om hierin te investeren. Het spreekt voor zicht dat het management moet inzien dat niets doen geen optie is. Uiteraard moet er bereidheid zijn te investeren en te zorgen voor de nodige faciliteiten. Bijvoorbeeld in de vorm van tijd voor een stuurgroep om plannen te ontwikkelen. Of door het inrichten van een experimenteer centrum waar verschillende nieuwe technieken worden getoond en waar teams ervaring kunnen opdoen. Denk daarbij aan het werken met BIM, Internet of Things, Geografisch Informatiesysteem, reality capturing, en virtual en augmented reality.
Technisch en organisatorisch veranderen
De digitaliseringsontwikkelingen worden snel gezien als een technische aangelegenheid, die in de handen ligt van enkele experts. Dat is niet zo. Digitalisering is voor een groot deel een organisatieveranderingsproces, waarbij op alle gebieden in de organisatie veranderingen optreden. Dat kan betrekking hebben op processen, werkzaamheden van medewerkers, en de wijze van samenwerken met ketenpartners en klanten.
Er wordt ingezien dat het veel van de medewerkers vraagt. Zij zullen immers bereid moeten zijn om de nieuwe manieren van werken te adopteren. Dat kost tijd en vereist veranderbereidheid van hen. Aangezien de digitaliseringsontwikkelingen zich in een steeds hoger tempo voltrekken, zal dat betekenen dat van medewerkers wordt gevraagd vaker en sneller veranderingen in werkwijzen te accepteren.
De rol van HR in digitalisering
De rol van HR (personeelszaken) is niet altijd even expliciet benoemd bij het opstellen van de visie rond digitalisering. Hierboven werd duidelijk digitalisering voor een groot deel een organisatieveranderingsproces is. Dat is het domein van HR, ervan uitgaande dat HR een stevige positie heeft binnen het bedrijf. Die betrokkenheid van HR is bij enkele bedrijven wel aan de orde bij het implementatieproces. Dat ligt voor de hand, omdat HR bepaalde kennis heeft en ondersteuning kan bieden bij opleidingsprogramma’s, en het leren van nieuwe vaardigheden. Zo ook bij de werving van nieuw talent en het herontwerpen van functies. HR kan ook een rol kan spelen bij het zorgen voor cultuurveranderingen die horen bij andere manieren van werken. Deze ondersteuning kan HR bieden aan betrokken projectleiders die verantwoordelijk voor digitalisering.
Kortom, HR kan zorgen voor de menskant bij het organisatieveranderingsproces. Daarmee heeft HR een toegevoegde waarde voor projectleiders die verantwoordelijk zijn voor de innovatieve ontwikkelingen.
De kanttekening die daarbij wordt gemaakt is dat het niet altijd voor de hand ligt dat HR in een dergelijke rol wordt gezien. De vraag is wat hier de reden voor is. Is HR vooral bezig met operationele, uitvoerende taken (salaris- en personeelsadministratie)? Of richt HR zich (ook) op het strategisch bedrijfsbeleid?
Waarom pakt OR deze rol niet op?
De rol van de ondernemingsraad (OR) is bij innovatieve ontwikkelingen in de bedrijven erg beperkt. Dat is opmerkelijk want volgens de Wet op de Ondernemingsraden heeft de OR enkele bevoegdheden bij digitaliseringsprocessen. De vraag is waarom OR’s deze rol niet oppakken. Ontbreekt het hen aan kennis op dit terrein of zijn zij van mening dat het een technologische innovatie is die vooral thuishoort bij experts?
Betrokkenheid medewerkers
Er zijn verschillende manieren om digitalisering te implementeren in het bedrijf. Op de eerste manier stelt een stuurgroep een implementatieplan op, waarin onder andere is beschreven welke programma’s aangekocht moeten worden. Dit implementatieplan wordt besproken met de medewerkers, zodat zij betrokken zijn bij de keuzes. Dit zorgt voor draagvlak. Het zijn de medewerkers die uiteindelijk met nieuwe programma’s moeten gaan werken en hiervoor opgeleid of getraind moeten worden. De ervaring leert dat de meeste medewerkers ervoor open staan om met nieuwe programma’s te gaan werken.
Een tweede manier is de 1-9-90 procent-aanpak. 1 procent van de medewerkers werkt aan de verkenning van digitalisering, en maakt de keuzes. 9 procent van de medewerkers volgt, en zij activeren de overige 90 procent van de medewerkers. Deze aanpak is voor gebruikers, door gebruikers, en met gebruikers. Op deze manier zorgen bedrijven voor gebruikersparticipatie. Het meenemen van medewerkers bij digitaliseringsontwikkelingen geeft de mogelijkheid om uit te leggen waarom het noodzakelijk is om te vernieuwen. Bijvoorbeeld omdat er nieuwe wet- en regelgeving is die dit vereist.
Bij de aanschaf van standaard softwarepakketten is het van belang om medewerkers te betrekken bij de keuzes die worden gemaakt. Dat wil niet zeggen dat het mogelijk is om het iedereen naar de zin te maken. Dan komt het aan om ook deze medewerkers ervan te overtuigen dat de gemaakte keuze onvermijdelijk is en dat er afscheid moet worden genomen van oude programma’s en/of werkwijzen. En dat kan lastig zijn, zeker als er voortdurend nieuwe software wordt uitgebracht.
Conclusie
Dat de digitale transitie aanstaande is, zal door niemand in de bouw ontkend worden. Wel bestaan er verschillende ideeën over hoe hierop voor te bereiden. Veel bedrijven hebben een visie opgesteld waarin in wordt gegaan op de belangrijkste ambities. Toch zijn er ook bedrijven, die hier nog geen concrete stappen in hebben genomen. Doordat deze zogenoemde achterblijvers wel een rol spelen in de keten, stellen de BIM-experts dat in het belang van de sector is om ook hen te stimuleren mee te gaan in de transitie.
Een vraag die besproken is rondom visie en implementatie van digitalisering, is welke partijen hierbij betrokken moeten worden. De BIM-experts vonden het niet vanzelfsprekend dat afdeling HR of de Ondernemingsraad een grote rol toebedeeld krijgt in dit verhaal. Dit terwijl de gevolgen van digitalisering effect hebben op grote groepen medewerkers. In de komende sessie wordt hier nader op in gegaan.
De betrokkenheid van personeel wordt wel als belangrijk geacht. We zien hier diverse manieren van terugkomen.
De BIM-experts hebben in zes bijeenkomsten hun kennis en inzichten met ons gedeeld. Door het delen van hun kennis hebben wij de notitie ‘BIM in de Bouw’ kunnen opstellen. Hierin zijn alle bevindingen uit de BIM-werkgroep uiteengezet. Benieuwd naar het document? Via deze link kun je het downloaden.
Werkdruk aanpakken door anders organiseren
De bouw is volop aan het innoveren. Dat is noodzakelijk als de bouw over 10 jaar nog relevant wil zijn. In andere sectoren is de innovatie in een stroomversnelling gekomen doordat nieuwe spelers op de markt zijn gekomen. Deze spelers noemen zich doorgaans techbedrijven, omdat zij nieuwe technologie gebruiken om producten en diensten te vernieuwen.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de taxiwereld, hotelwezen, de reisbranche en de detailhandel. In Amerika is het bouwbedrijf Katerra een vergelijkbare nieuwe partij, die door digitalisering bezig is met het versneld introduceren van vernieuwingen.[i] Deze nieuwe spelers dagen uit om te zoeken naar andere manieren van werken.[ii]
De innovaties in de bouw bestaan uit een veelheid aan ontwikkelingen, zoals BIM, gebruik van algoritmen, de inzet van kunstmatige intelligentie, robots en Internet of Things. Digitalisering zorgt voor het stroomlijnen van administratieve processen. Het principe is het eenmalig vastleggen van gegevens voor meervoudig gebruik, zodat de gebruikte informatie overal dezelfde is. In de bouw zal het informatiseren van het hele bouwproces een grote vlucht nemen: van ontwerp, uitvoering, onderhoud en hergebruik. Kort samengevat gaat het om datagedreven bouwen.
Wat verandert er voor het werk
Alle functies in de bouw krijgen te maken met digitalisering. In de discussie over het effect hiervan, lag het accent vooral op het verdwijnen van werk. De praktijk laat zien dat dit genuanceerder ligt. Dit houdt in dat door digitalisering bepaalde taken uit een functie worden overgenomen en dat niet zozeer een hele functie verdwijnt. Het is van belang om te kijken naar het (her)ontwerpen van functies vanuit de gedachte dat de richting van de verandering niet door de technologie wordt gedicteerd. Dat biedt mogelijkheden om de inhoud van het werk, dus welke taken en werkzaamheden in een functie aanwezig zijn, te betrekken bij digitale veranderingsprocessen. Kort gezegd is het uitgangspunt dat het werk interessant en uitdagend moet zijn en blijven.
Organisatieontwerp
De manier waarop een organisatie is ontworpen is bepalend hoe het werk eruit ziet. Het ontwerp kan zijn gebaseerd op een strikte arbeidsdeling met beperkte handelingsmogelijkheden of op werkzaamheden die bestaan uit brede taken. Deze keuze hangt samen met de managementvisie op het inrichten van een organisatie.
Het effect van deze keuze voor de handelingsruimte van werknemers is groot. Zo zijn werkdruk en leermogelijkheden kenmerken van de werkorganisatie en niet van de mensen die er werken. Dit staat bekend als de primaire preventie, het bij de bron oplossen van problemen. Vergelijk het werken met een gevaarlijke machine. De machine moet zo zijn ontworpen dat deze geen gevaarlijke situaties oplevert voor de werknemers. Als dat niet mogelijk is moet de machine afdoende zijn beveiligd en als laatste stap geldt het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit principe van bronaanpak staat in de Arbowet.
Werkdruk ontstaat door de manier waarop een organisatie is ingericht en dat betekent dat de oplossing gezocht moet worden in een andere organisatievorm. Cursussen die bedoeld zijn om werknemers te leren omgaan met werkdruk, zoals timemanagement, mindfulness, lossen het probleem niet bij de bron op.
Werk dat uitdaagt om te blijven leren (leermogelijkheden) is een ander aspect dat samengaat met organisatieontwerp. Met beperkte handelingsmogelijkheden mag de werknemer niet meer doen dan het uitvoeren van strikt voorgeschreven handelingen of worden taken volledig door de computer of machine aangestuurd. Om het cru uit te drukken: de werknemer hangt bij binnenkomst op het werk zijn hersenen aan de kapstok, doet zijn werk en gaat weer naar huis.[iii]
Duidelijk is dat de werknemer bij dit type werk niets leert en daarmee niet in staat is om haar of zijn vaardigheden, kennis en vakmanschap verder te ontwikkelen. Een deel van het huidige flexwerk bestaat uit dit soort routinematige werkzaamheden.
Bij uitgebreide handelingsmogelijkheden in het werk zijn de leermogelijkheden groot. De werknemer neemt beslissingen, lost problemen op en overlegt met collega’s. Het leren tijdens het werk levert de grootste bijdrage aan het leren van werknemers, meer dan wordt geleerd in cursussen of opleidingen.[iv]
Voorbeeld van anders organiseren
| Vermeulen Bouw
Vermeulen was de winnaar van de sociale innovatieprijs van FNV BOUW in 2018. Het is een bouwbedrijf met 35 medewerkers, gevestigd in Rijen. Het werkt naar eigen zeggen met zelfsturende teams. Eigenaar Pim Vermeulen (directeur) typeert zijn bedrijf voor de organisatieverandering als volgt: · Een duidelijke scheiding tussen binnen- en buitenmensen. Vakmannen vonden dat ‘ze het binnen maar moeten regelen’ en kantoormensen vonden dat vakmannen ‘geen verantwoording nemen en niet betrokken genoeg zijn’. · Er was sprake van een typische hark/piramide structuur waarbij de directie duidelijk de baas was, met een laag van projectleiders tussen directie en de bouwmensen. · De directie zat op grote afstand in een luxueuze directiekamer, wat een fysieke drempel voor bouwmensen creëerde om vragen te stellen of mening te geven. · Bouwplaats medewerkers kregen de planning voor hun neus geduwd en moesten gaan bouwen. Er was weinig kans om mee te denken.
Door de organisatieverandering werkt Vermeulen anders. · Er zijn zelfsturende teams gevormd die hun werk van A tot Z regelen. Ze zijn gevormd rond: Nieuwbouw, Verbouw en Onderhoud. Ieder team heeft een teamcoach die zorgt voor een goede sfeer en een aanspreekpunt is voor de teamleden. · Er is minder controle, thuiswerken voor kantoormensen is mogelijk, werktijden zijn flexibel, iedere collega is zelf bevoegd om gereedschap tot 250 euro te kopen. · Vermeulen werkt met rollen en niet meer met functies. Dit geeft medewerkers de vrijheid om meerdere rollen op zich te nemen, bijvoorbeeld als timmerman en materiaalbesteller · Bouwplaats medewerkers worden van begin af aan bij projecten betrokken en beslissen mee over het al dan niet uitbrengen van een offerte. · Het kantoor is een open werkruimte geworden met een bouwlab, stilteruimtes en ontmoetingsplekken voor binnen- en buitenmensen. |
Bron: ‘Anders organiseren in de bouw anno 2020, een vooronderzoek’, FNV Bouwen en Wonen en ST groep, juni 2020 'Inhoud van het werk'
Wat zijn de elementen van de inhoud van werk, die ervoor zorgen dat het werk niet leidt tot werkdruk en dat er sprake is van leermogelijkheden? In de theorie over organisatieontwerp is het kernwoord de balans tussen taakeisen en regelmogelijkheden.[v] Regelmogelijkheden omvatten de controle over het werk. Dit komt neer op zeggenschap (autonomie) van de werknemer over het uitvoeren van het werk en over het vakmanschap dat vereist is. Met deze autonomie en vakmanschap kan de werknemer hoge taakeisen aan. Bovendien bevordert deze combinatie het leren in het werk. De combinatie van hoge taakeisen en weinig controle is een stress risico dat kan leiden tot werkdruk.
De ontwerptheorie van organisaties legt een koppeling tussen de productieorganisatie en de besturingsstructuur als aanvulling op de hierboven genoemde balans. In een functioneel ingerichte organisatie ontstaan allerlei afstemmingsproblemen die door direct betrokkenen niet of heel moeilijk kunnen oplossen. In een functionele organisatie bestaat een duidelijk hiërarchie, die goed te zien is in het organogram, dat de vorm heeft van een harkje. Er wordt ook wel gesproken over silo’s in de organisatie, die naast elkaar bestaan en waarbij elke silo een bepaald deel van het werk uitvoert. De onderlinge samenwerking en communicatie verloopt vaak stroef. Niet zelden is de klacht van werknemers dat zijzelf hun stinkende best doen, maar dat het fout gaat door de collega’s van een andere afdeling.
In een stroomsgewijze organisatiestructuur wordt het probleem van de afstemming opgelost. De organisatie is ingericht rond de klant of het product en er is sprake van een intensieve samenwerking van alle partijen. Regelmogelijkheden bestaan dan uit controle over het werk, werkoverleg en overleg met andere afdelingen.
Figuur 1 laat zien wanneer er sprake is van een goede balans in het werk en wanneer dat niet het geval is. Goed werk bestaat uit hoge taakeisen en veel regelmogelijkheden. Werk dat bestaat uit hoge taakeisen en weinig regelmogelijkheden, levert een stressrisico op.
Figuur 1: Balansmodel taakeisen versus regelmogelijkheden
| Weinig regelmogelijkheden | Veel regelmogelijkheden | |
| Hoge taakeisen | stressrisico | Goed werk met leermogelijkheden |
| Lage taakeisen | Geen leermogelijkheden | Saai werk |
Bron: Frank Pot. Vakbond en goed werk.
Het leren in het werk is pas mogelijk als werk bestaat uit verschillende soorten werkzaamheden, zodat een beroep wordt gedaan op uiteenlopende kennis en vaardigheden van medewerkers. Figuur 2 geeft weer om welke werkzaamheden het gaat.
Figuur 2: Volledige functie

Bron: Frank Pot. Vakbond en goed werk
Bij voorbereidende taken gaat het om taken die de werknemer uitvoert voordat hij kan starten met het werk, zoals zorgen voor gegevens, keuze van software waarmee wordt gewerkt, maken van een werkplan. Ondersteunende taken zorgen ervoor dat de uitvoerende taken ongestoord kunnen plaatsvinden. Denk aan kwaliteitscontrole, onderhoud. Bij organiserende taken gaat het om de mogelijkheid om met andere te overleggen over het werk. Uitvoerende taken bestaan tenslotte uit een mix van simpele en complexe taken. Dus niet alleen om werkzaamheden die bekend zijn, maar die ook bestaan uit nieuwe werkzaamheden die tot dan toe onbekend waren.
Het beoordelen van de arbeidsinhoud kan aan de hand van de volgende criteria:[vi]
- de functie bestaat uit voorbereidende, uitvoerende en ondersteunende taken om te voorkomen dat functies zijn gebaseerd op een verdergaande arbeidsdeling;
- de functie kent organiserende taken (werkoverleg en overleg met andere afdelingen);
- in de functie bestaat een evenwichtige verdeling van makkelijke en moeilijke taken;
- de functie kent autonomie ten aanzien van werktempo, werkvolgorde en werkwijze;
- de werkzaamheden zijn niet kort-cyclisch of tempo-gebonden ;
- het is makkelijk om de hulp van collega’s en leidinggevende in te roepen;
- er bestaat voldoende en tijdig informatie en terugkoppeling over het werk;
- werknemers hebben inzicht in (eventueel) gebruikte algoritmen, die een effect hebben op de werknemer. Denk aan prestaties, inzet en productiviteit. Factoren die gedrag sturen.
Conclusie
De bouw gaat een periode van grote veranderingen tegemoet door verschillende innovatieve ontwikkelingen. Bij deze innovaties ligt het accent doorgaans op technologische vernieuwingen. Het pleidooi is om deze innovatieve vernieuwingen gelijk te laten lopen met innovatieve organisatievormen en met vernieuwingen in het werk. Bij het laatste gaat het om het herontwerp van functies die kwalitatief goed en interessant zijn. Werk dat werknemers uitdaagt te blijven leren en om zich te blijven ontwikkelen.
Bronnen
[i] https://www.katerra.com/[ii] Martijn Arets. De platformeconomie. Boom: Management impact 2020[iii] Henk Volberda. De toekomst van de bouw gaat er heel anders uitzien. Itannex 2020[iv] George Evers en Jeroen Pepers. De dynamische gemeente. Den Haag: Sdu 2014[v] Frank Pot. Vakbond en goed werk. In: Rosa Kösters, Wim Eshuis. De vakbond en de werkvloer, op zoek naar nieuwe relaties. Amsterdam: De Burcht aug 2020[vi] Position paper FNV ten behoeve van het rondetafelgesprek van de Tijdelijke commissie Digitale toekomst in de Tweede Kamer op 2 maart 2020










