UTA zwaar werkregeling | “Zwaar werk ten koste van werkplezier, creativiteit, werk-privébalans en effectiviteit”
De zwaar werkregeling in de cao Bouw & Infra geldt alleen voor bouwplaatsmedewerkers. Waarom eigenlijk? UTA'ers hebben ook te maken met zwaar werk, zo blijkt ook uit onderzoek van FNV | UTA. Tijdens de onderhandelingen voor een nieuwe cao Bouw & Infra komt dit onderwerp aan bod. In een reeks portretten leggen UTA-werknemers uit waarom ook zij recht hebben op de zwaar werkregeling.
Naam: Anoniem
Leeftijd: 59
Functie: Adviseur bij een infra
Ervaringsjaren: 44
“Op 15-jarige leeftijd ging ik van school af. Ik heb toen de verkeerde keuze gemaakt door voor Mavo te kiezen in plaats van techniek. Ik ben toen vier jaar naar een bedrijf gegaan die bezig was met voorspantechnieken en voegovergangen. Daarna heb ik een poosje als onderhoudsmonteur van materieel bij een bouwbedrijf gewerkt. Begin jaren ’80 ben ik bij de Nederlandse Spoorwegen begonnen als Aspirant Vakmanwegonderhoud en daar doorgegroeid tot beheerder van een gebied. Door de privatisering van wegonderhoud ben ik bij één van de grote aannemers gekomen, als uitvoerder. Daarna ben ik bij dit bedrijf verder doorgegroeid Ik heb veel studies gevolgd om te komen tot wat ik nu doe, leren doen we nog constant.”
Vroeger
“Ik denk dat voor veel van mijn (oudere) collega’s geldt dat wij allemaal in de praktijk zijn begonnen. Ik zeg wel eens ‘met de bagger aan de poten’. Ook zijn we vaak op jongere leeftijd hier al mee begonnen. Niet zoals nu, waar veel van onze jongere collega’s langer doorstuderen en dus op latere leeftijd beginnen met werken. Deze collega’s missen dan ook vaak de praktijkervaring die wij hebben. Er is tenslotte echt een verschil tussen theorie en praktijk.
Vroeger was er toch meer scheiding tussen werk en privé. Ik denk dat de werkdruk toen minder aanvoelde als ‘druk’, dan nu. Er is alleen maar meer bijgekomen. Ook is er constant de druk om je te moeten verantwoorden. Ik vergelijk dit wel eens met ziekenhuis, er zijn te veel managers die zich bemoeien met jouw werk zonder kennis van zaken. Dit kost tijd, maar ook energie.”
UTA werkweek
“Voor Covid was ik rond 07:00 op kantoor of op projectbezoek. Dan was ik normaliter zo tussen 17:00 en 18:00 thuis. Nu ik thuis werk start ik pas rond half acht en ik stop meestal rond 18:00. Dan verwerk ik nog de bevindingen van de dag in rapportages of doe ik de voorbereiding voor de komende dagen. Het komt regelmatig voor dat ik in de avond nog documenten moet doorlezen voor de komende dagen, ook voor Covid. Ook het bezoeken van projecten in het weekend of in de nacht komen er nog bij. Dit betekendt dat ik soms lange weken maak, van zes of zeven dagen.”
Dit is zwaar werk
“Het is moeilijk te zeggen wat nu precies zwaar werk is. Voor mij zijn de lengte van de dagen en het continu bezig zijn met werk belastend. Het voelt als constant onder druk staan. Dit ga je wanneer je ouder wordt wel merken. E-mail en telefoontjes komen ook in de avond nog vaak. Voor mij en voor een heleboel collega’s is dit een part of the job.
“De invloed die ik van het werk ervaar is dat ik door constante druk niet meer tot rust kan komen. Hierdoor bestaat ook de kans dat de kwaliteit van het werk minder wordt. Vroeger, daar heb je dat woord weer, had je meer tijd om na te denken en te sparren met je collega’s. Je bent eigenlijk constant bezig met je werk. Je staat onder druk omdat je onvoldoende tijd hebt om iets te doen. Dat betekend dat wanneer je juist vrij zou moeten hebben, je bezig blijft met nadenken bijvoorbeeld over of je niet iets vergeten bent.
Mijn collega’s en ik lopen tegen meerdere dingen aan. Er zijn veel regeltjes en je moet veel verantwoording afleggen. Ik persoonlijk kan hier wel tegen, maar ik merk dat een aantal collega’s hier niet tegen kunnen. Je staat eigenlijk continu onder druk. Het aantal vergadermomenten is dan ook veel, maar het ‘doe-werk’ is gewoon hetzelfde gebleven.
Ik denk dat ik dit werk kan doen tot mijn pensionering. Ik vindt mijn werk leuk om te doen in de rol die ik nu kan uitvoeren, maar ik kom dan ook voor mijzelf op. Ik bescherm mijzelf. Dit komt ook door het leermoment dat ik heb gehad na mijn burn-out. Mijn leidinggevende komt gelukkig ook uit de praktijk en hij en ik proberen mijn jongere collega’s hierin te begeleiden en te coachen. Maar dit is bij andere collega’s zoals werkvoorbereiders, uitvoerders en projectleiders heel anders. Die krijgen geen begeleiding. Mijn ervaring probeer ik dan wel over te dragen aan deze groep medewerkers.”
Zwaar werkregeling. Ook voor UTA
“In de huidige zwaar werkregeling wordt zwaar werk echt beschreven als fysiek zwaar. Maar ik denk dat het continu onder druk moeten werken ook (geestelijk) zwaar is. Als de zwaar werkregeling ook voor UTA’ers van toepassing is, krijg ik de mogelijkheid om eerder tot rust te komen. Ik kan dan tijd besteden aan andere dingen in het leven, behalve werk.
De zwaar werkregeling alleen bij fysiek zwaar werk is niet afdoende. UTA-medewerkers hebben regelmatig te maken met hoge werkdruk. Een (te) hoge werkdruk is het probleem dat ontstaat als je (te) weinig tijd hebt om het gevraagde werk af te krijgen. Veel collega’s hebben het idee dat ze continu op de tenen moeten lopen om het gevraagde niveau te kunnen halen. Dat veroorzaakt spanning. Als de spanning te hoog oploopt gaat dit ten koste van je werkplezier, je creativiteit, je werk-privébalans en je effectiviteit. Dit is te merken in de gesprekken met collega’s die ouder zijn.
Ik denk dat een bouwplaatsmedewerker makkelijker te vervangen is dan een ervaren UTA-medewerker. Je ziet tenslotte nu een heleboel anderstaligen al het werk uitvoeren van bouwplaatsmedewerkers. Dat betekent ook vaak meer druk voor de UTA-medewerker, denk bijvoorbeeld aan de communicatie met deze groep. Ik hoor uitvoerders regelmatig zeggen: ‘ik kan het beter zelf doen’.
Ik denk ook dat bedrijven meer in moeten zetten op het coachen van jongere collega’s, door medewerkers met meer (praktijk)ervaring. Ik denk dat veel collega’s dit leuk vinden en dat geeft dan ook veel werkplezier in onze laatste jaren. Dit in plaats van oudere collega’s inzetten op projecten die onder druk staan.”
Lees hier alles over de cao-onderhandelingen Bouw & Infra 2021
Wil je ook meepraten over de zwaar werkregeling? Stuur ons een e-mail via deze link.
Thuiswerken: Goed werkgeverschap door afspraken, faciliteiten en voorlichting
Vorige maand deed FNV|UTA onderzoek naar de ervaringen en verwachtingen rondom thuis werken tijdens en na Corona. In dit artikel nemen we de resultaten verder onder de loep en gaan we dieper op het thuiswerken in. Wat zijn volgens UTA werknemers voorwaarden om thuiswerken goed en naar tevredenheid te laten verlopen? In het kort: Thuiswerken is ook in de bouw niet meer weg te denken. Goede afspraken over de voorwaarden zijn nodig, zodat thuiswerken niet onder doet voor werken op kantoor.
Veranderde werkomstandigheden
Al ruim een jaar werken de meeste mensen thuis. Het werkende leven is daarmee totaal veranderd. De verwachting is dat na de coronacrisis er meer wordt thuisgewerkt dan voorheen. Verschillende onderzoeken zoals die van het CPB (2021) bevestigen dat ook. Voorheen werd er gemiddeld door werknemers ongeveer vier uur per week thuisgewerkt, dat wordt meer. Onze verwachting is dat ook UTA-werknemers voor een deel blijven thuiswerken na de coronacrisis.
Goed werkgeverschap
Uit FNV|UTA onderzoek blijkt dat UTA werknemers het belangrijk vinden dat de werkgever zorgt voor goede afspraken en het thuiswerken faciliteert. Ook is voorlichting vanuit de werkgever van belang. Als dat zo is zijn werknemers in de regel meer tevreden over hun werkgever. Een werkgever heeft niet alle omstandigheden in de hand die maken dat thuiswerken positief wordt ervaren. Maar kan zoals duidelijk wordt in dit artikel een heleboel doen om het thuiswerkklimaat positief te beïnvloeden en bij te dragen aan goed werkgeverschap. Een thuiswerkvergoeding hoort daar bijvoorbeeld ook bij.
Gedeeltelijk thuiswerken
Uit het onderzoek van FNV|UTA blijkt dat bijna tweederde van onze respondenten na de coronacrisis thuis willen blijven werken. En ook gedeeltelijk thuiswerken kon op veel steun rekenen. Het verschilt wel per werknemer wat gewenst is qua aantal dagen thuiswerken. Van de respondenten gaf maar liefst 52 procent aan dat men in de toekomst twee dagen per week wil thuiswerken, en 30 procent heeft een voorkeur voor drie dagen per week. Ook viel op dat werkenden tijdens de coronacrisis veel ervaring opdeden met thuiswerken.
De redenen die zorgen voor de wens van thuiswerken lopen uiteen. Enkele voorbeelden zijn minder reizen naar kantoor, meer productiviteit, een flexibele dagindeling. Ook wordt benoemd dat thuiswerken voor een betere balans zorgt tussen werk en privé. Dat werknemers meer willen thuiswerken biedt werkgevers dus ook kansen om nieuw UTA personeel aan te trekken dat een voorkeur heeft om in deeltijd en/of flexibel thuis te werken.
Risico’s en kansen
In de afgelopen tijd zijn er veel onderzoeken gedaan naar thuiswerken en zowel de positieve als negatieve effecten daarvan belicht.
In het afgelopen jaar hebben veel van de UTA-medewerkers gezien dat die faciliteiten zijn verbeterd door inspanningen van zowel henzelf en/of de werkgever. Maar ook werd duidelijk dat de werkplek thuis niet vaak zo goed was als de werkplek op kantoor. Daar liggen dus nog kansen voor werkgevers om werkomstandigheden thuis te verbeteren. En als thuiswerken normaler wordt is het dus nodig dat de werkgever daar in voorziet.
UTA medewerkers ervaren soms productiviteitswinst bij het thuiswerken, waarbij zij de kanttekening plaatsen dat er voldaan moet worden aan een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn goede ICT-faciliteiten en een goede passende thuiswerkplek van groot belang. Dit komt overeen met wat in ander onderzoek wordt gevonden over factoren om productief thuis te werken. Werknemers waarderen een werkgever die de handschoen oppakt om oplossingen te vinden en met zijn werknemers een goed gesprek voert over solide voorwaarden.
Contact
Een groot gemis tijdens de coronacrisis is voor velen sociaal contact. Daar deelden ook de UTA-medewerkers in het onderzoek veel ervaringen over vanuit hun praktijk. Ook hier geven andere onderzoeken beperkingen aan van het thuiswerken. Er is echt minimaal face-to-face contact nodig voor een goede werkrelatie en dat is tijdens de coronacrisis soms moeilijk of niet realiseerbaar. Veel van de respondenten ervaren deze situatie als negatief, bijvoorbeeld als het gaat om meekrijgen wat er speelt op de werkvloer. Even bijpraten is er nauwelijks bij. Daarom geven zij aan dat een combinatie van kantooruren met thuiswerkdagen de meest ideale en gewenste situatie is.
Cao onderhandelingen
De resultaten van het onderzoek worden meegenomen in de komende onderhandelingen voor een betere Bouw & Infra cao. Het is duidelijk dat thuiswerken ook in de bouw veel kansen en mogelijkheden biedt. Volg de voortgang via onze nieuwsflits en website.
FNV|UTA doet 1x per kwartaal een uitvraag onder UTA medewerkers om te peilen hoe er wordt gedacht over actuele onderwerpen. Dat kan zijn over bijvoorbeeld digitalisering, werkdruk, arbeidstijden, thuiswerken. We zoeken UTA medewerkers die willen deelnemen aan ons FNV|UTA panel. Wil je meedoen? Geef je hieronder op!
Meld je aan het voor UTA-panel!
Politieke partijen over datagebruik
Het werken met data is steeds belangrijker in onze economie. Niet voor niets wordt data ook wel het nieuwe goud genoemd. In verschillende sectoren is sprake van datagedreven beleid en in de bouw zien we dat datagedreven bouwen steeds meer ingang vindt.
Rond data en het gebruik ervan ontstaan nieuwe vragen, zoals wie is de eigenaar van de data, hoe wordt geborgd dat data niet in verkeerde handen vallen, hoe werken algoritmes en wat kan de werkgever met data van zijn werknemers. Al eerder bespraken we de mogelijkheid om werknemers via hun laptop thuis in de gaten te houden (via meekijk software).
Relevante onderwerpen die thuishoren op de politieke agenda. De Datavakbond heeft de datastandpunten van 16 partijen die meedoen aan de verkiezingen bekeken en ze in verschillende rubrieken ingedeeld. Zoals data van de consument, de burger, data in de gezondheidszorg, data in de economie en milieu en de rol van grote dataplatforms.
Er zijn overeenkomsten en verschillen in de standpunten van partijen:
Overeenkomsten:
- Sterker optreden tegen techgiganten, eventueel zelfs opsplitsen.
- Gebruikers moeten meer controle krijgen over hun persoonsgegevens.
- De digitale infrastructuur in Nederland moet beter worden beveiligd.
- De overheid moet ook langs niet-digitale weg bereikbaar blijven.
- Cybercriminaliteit moet harder worden aangepakt.
- De Autoriteit Persoonsgegevens heeft meer middelen nodig.
- Toezicht op gebruik van algoritmes.
Verschillen:
- Data van verdachten: meer verzamelen en delen, of juist minder?
- Inlichtingendiensten: meer of minder bevoegdheden?
- Kunstmatige intelligentie bij defensie: investeren of verbieden?
- Moderatie op sociale media: meer, minder, en waarop?
- Technologische innovaties: omarmen of kritisch benaderen?
Je kunt het hele rapport hier lezen.
Cao-onderhandelingen: voorstellen uitgewisseld met werkgevers
Op 3 maart hebben wij onze voorstellen voor de nieuwe cao uitgewisseld met werkgevers in de Bouw & Infra. Wat de werkgevers willen afspreken lees je hier. Per voorstel licht Hans Crombeen, cao onderhandelaar, deze toe. Je kunt onze volledige voorstellenbrief hier teruglezen.
Cao-onderhandelaar Hans Crombeen over de eerste onderhandelronde: "Zo, de kop is er af. Onze voorstellen zijn overhandigd en toegelicht. Bij sommige van onze voorstellen hebben we al iets langer stilgestaan. Bijvoorbeeld over de afspraken die wij voor UTA-medewerkers willen maken. De centrale lijn van de werkgevers is dat ze hier niets mee willen. Het oude argument, dat het te ingewikkeld zou zijn om aparte afspraken over UTA te maken, wordt van stal gehaald. Alleen over de thuiswerkvergoeding kan worden doorgepraat."
De werkgevers hebben hun voorstellen uitgereikt en toegelicht. Deze zijn:
1. De pensioenpremie mag in 2022 en 2023 niet verder stijgen. Als er maatregelen nodig zijn, doordat bijvoorbeeld de rente verder daalt, dan moet de oplossing gezocht worden in verlaging van de toekomstige opbouw.
Toelichting Hans Crombeen: De premie is de afgelopen 2 jaar inderdaad sterk gestegen. De kosten zijn 50/50 verdeeld tussen de werkgever en de werknemer. We kunnen niet in een glazen bol kijken, dus het is onzeker of er meer premie nodig is om dezelfde pensioenopbouw te kunnen houden. We gaan onze leden hier apart over raadplegen.
2. Als er aan werkgeverskant niet langer steun voor het Tijdspaarfonds is, dan willen werkgevers stoppen met het fonds per 1 januari 2023.
Toelichting: Op dit moment loopt er een enquête onder werkgevers en werknemers over de toekomst van het Tijdspaarfonds. Die loopt nog tot 12 maart en er is geen tussentijds inzicht in de resultaten. Werkgevers willen een voorschot nemen. Als de werkgevers die de enquête hebben ingevuld in meerderheid voor afschaffing zijn, dan willen ze het Tijdspaarfonds kunnen afschaffen. Dat gaat helemaal voorbij aan de wensen die werknemers hebben. De uitkomst van de enquête volgt pas later. Wij willen dit onderwerp niet bespreken tijdens deze onderhandelingen.
3. Schaf de reïntegratiebonus af en verdeel de loondoorbetaling bij ziekte anders:
- Eerste halfjaar: 100%
- Tweede halfjaar: 90%
- Derde halfjaar: 80%
- Vierde halfjaar: 70%
Toelichting: Als je langer dan een jaar ziek bent, dan krijg je het tweede jaar 70% loon. Als je binnen het tweede jaar weer aan de slag gaat, dan krijg je van je werkgever het verschil tussen 70 en 100% in één keer uitbetaald. Werkgevers willen die afschaffen. Verder willen ze de verdeling anders maken. Als je twee jaar ziek blijft krijg je precies hetzelfde als nu (100% eerste jaar, 70% tweede jaar). Maar het aantal mensen dat een jaar ziek is ligt uiteraard veel hoger dan het aantal mensen dat twee jaar ziek blijft.
4. Ga naar de wettelijke afspraak voor de ketenbepaling. En maak meer gebruik van de mogelijkheid om contracten die onderbroken zijn niet samen te tellen.
Toelichting: Als je een tijdelijk contract krijgt, dan mag dat volgens de cao nu maximaal 2 contracten zijn van samen 24 maanden. De wet staat toe dat je 3 contracten in 36 maanden krijgt. Daarna moet je in vaste dienst worden genomen. Werkgevers willen naar de wet. Als er tussen 2 contracten 6 maanden of meer tijd zit, dan worden contracten niet samengeteld. Voor vier beroepen is in de cao die termijn ingekort naar 3 maanden. Dat zijn beroepen waar bijvoorbeeld winterwerkloosheid vaak voorkomt, zoals de asfalteerder. Werkgevers willen meer beroepen toevoegen.
5. Als de werkgever en werknemer het samen eens zijn over doorwerken na de AOW dan moeten er een aantal zaken veranderen
Toelichting: Nu kan je niet ontslagen worden als je de AOW leeftijd bereikt en als je doorwerkt, dan is dat onder dezelfde arbeidsvoorwaarden. Werkgevers stellen voor om:
- Ontslag op AOW datum automatisch te maken,
- Als er dan doorgewerkt wordt op een nieuw contract dan geldt niet meer de langere opzegtermijn uit de cao, kun je tot 6 tijdelijke contracten krijgen en geldt voor loondoornbetaling bij ziekte maximaal 3 maanden.
Er zijn onder de 200 mensen in onze sector die nu doorwerken na AOW. Het komt dus heel weinig voor. We denken dat de meeste mensen maar een paar dagen blijven werken, meer omdat ze het leuk vinden dan dat het nodig is. Hier horen we graag jullie mening over.
6. Invoering van een nieuw functie- en loongebouw per 1 januari 2022
Toelichting: Al jaren wordt gewerkt aan een compleet nieuw functie- en loongebouw. Zoals het nu in de cao staat dateert van 1978. Sindsdien zijn er veel functies bijgekomen. Zo komen de functies BIM modelleur en Kopersbegeleider niet voor. Het is dus tijd voor een grote update. Dan moet je ook praten over een nieuw loongebouw. Werkgevers stellen echter onrealistische eisen. Bij invoering moet het kostenneutraal zijn. En dat kan niet, want wij stellen als eis dat niemand er op achteruit mag gaan. Dat betekent in de praktijk dat er altijd mensen zullen zijn die erop vooruit gaan. Kostenneutraal kan niet. Verder willen werkgevers geen ervaringsjaren in het loongebouw, waardoor je er in de loop van de jaren niet op vooruit gaat. En werkgevers willen dan het salaris vaststellen onder het huidige niveau (voor nieuwe werknemers). Met deze voorwaarden gaan wij niet akkoord.
Lees hier de voorstellenbrief van de werkgevers. We houden je op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
Onderhandelingen cao Bouw & Infra 2021 van start!
De kop is eraf! Na een lange periode van uitstel vanwege corona, was vandaag de eerste onderhandelronde over een nieuwe cao Bouw & Infra. Zo'n eerste ronde bestaat voornamelijk uit het uitwisselen van voorstellen. Ook voor UTA-medewerkers staat er heel wat op het programma.
In hoofdlijnen zijn dit onze voorstellen voor jou:
Specifiek voor UTA
Eerder stoppen met werken
Tijdens de vorige onderhandelingen is er afgesproken dat bouwplaatsmedewerkers eerder kunnen stoppen met werken. Wij stellen voor dat ook UTA-medewerkers gebruik kunnen maken van deze regeling. Zij hebben namelijk vaak te maken met een toegenomen werkbelasting en zeer lange werkdagen. Ook zij hebben vaak moeite hun pensioen te halen. Veel UTA-medewerkers zijn daarnaast eerst jaren werkzaam geweest als bouwplaatsmedewerker.
Overuren
Uit onderzoeken blijkt dat het aantal overuren onder UTA-medewerkers groot is. Vaak blijkt dat tegenover deze overuren geen of nauwelijks compensatie bestaat. Wij geloven dat wanneer overuren uitbetaald moeten worden er door werkgevers beter gekeken wordt naar de herverdeling van het werk. Denk bijvoorbeeld aan het aannemen van extra medewerkers en daarmee duurzame inzetbaarheid van UTA-medewerkers. Wij stellen daarom voor om overuren uit te betalen, ook voor degenen die een deeltijdaanstelling hebben.
Reisuren
UTA-medewerkers op de bouwplaats maken lange werkdagen, dit komt onder meer door de reisafstanden. Zij horen hun reisuren uitbetaald te krijgen, bouwplaatsmedewerkers krijgen ook hun reisuren uitbetaald. Wij stellen dan ook voor dat UTA-medewerkers tijdens hun reisuren betaald worden naar het overeengekomen uurloon. Dit stimuleert ook een betere geografische verdeling van werkzaamheden.
Daarnaast stellen wij voor dat de arbeidstijd, pauze en werkelijke reistijd begrenst wordt op 12 uur per dag. Dit geldt nu al voor bouwplaatsmedewerkers.
Vierdaagse werkweek
Ons voorstel is dat er een vierdaagse werkweek (bij een fulltime dienstverband) wordt gecreëerd. Dat UTA-werknemers die graag vier dagen willen werken, dit kunnen doen met inzet van het duurzame inzetbaarheidsbudget en roostervrijedagen.
Thuiswerken
Wij stellen voor dat UTA-medewerkers het recht moeten hebben om thuis te werken. Tenzij er zwaarwegende bedrijfsbelangen zijn. Wij stellen voor dat wanneer een medewerker thuis werkt hij een vergoeding van €50,- per maand hiervoor krijgt.
Recht op niet gestoord te worden
Om de hersteltijd maximaal te benutten is ´het recht om niet gestoord te worden’ in de vrije tijd noodzakelijk. Denk hierbij aan de avond, het weekend en tijdens de vakantie. Met uitzondering van bereikbaarheidsdiensten. De UTA-medewerkers dienen voor deze diensten een bereikbaarheidsvergoeding te ontvangen.
Werkdruk
Er komt een vervolg op het traject ‘beperken van werkdruk in bouwbedrijven’. Naar aanleiding hiervan doet FNV aanvullende voorstellen.
Gelijktrekken werkgeversbijdrage pensioenpremie
De werkgeversbijdrage voor de pensioenopbouw voor UTA-medewerkers is lager dan de werkgeversbijdrage voor de pensioenopbouw voor bouwplaatsmedewerkers. Het verschil bedraagt 0,8798%. Wij stellen voor dat het werkgeversdeel voor de premie voor de pensioenopbouw wordt gelijkgetrokken. Het uitgangspunt hierbij is de bijdrage die de werkgevers betalen voor bouwplaatsmedewerkers.
Gelijktrekken regeling extra vakantiedag
In de cao staat opgenomen dat een bouwplaatsmedewerker één extra vakantiedag krijgt in elk jaar waarin tussen Kerstmis en Nieuwjaar vijf werkdagen vallen. Wij stellen voor dat ook een UTA-medewerker dit recht krijgt.
Voorstellen voor hele Bouw & Infra
Looneis en vergoedingen
Wij stellen voor 2021 een looneis van 5 procent. De vergoedingen dienen met eenzelfde percentage verhoogd te worden.
Uitzendkrachten
Uitzendkrachten die structureel werk uitvoeren krijgen na één jaar een arbeidsovereenkomst aangeboden door de werkgever. Dit is een verplichting. Daarnaast stellen wij tijdens de onderhandelingen voor dat uitzendkrachten recht krijgen op het Duurzame Inzetbaarheidsbudget.
Financieel advies
Cao-partijen gaan tijdens de onderhandelingen na welke mogelijkheden er zijn om werknemers financieel te adviseren als zij eerder willen stoppen met werken. Op basis van de uitkomst hiervan wordt er een route voor financieel advies opgezet en ingericht.
ZZP'ers
Zelfstandigen die dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden doen als werknemers krijgen een minimumtarief krijgen.
Technologische ontwikkelingen
FNV stelt tijdens de onderhandelingen voor om sociale en technologische innovaties in de sector, zoals robotisering en digitalisering, te monitoren. Hierbij is het verbeteren van bedrijfsprocessen aantoonbaar gekoppeld aan de zeggenschap en aan het verbeteren van het vakmanschap van de werknemers. De aanpak, het doel en de werkwijze van het monitoren worden vastgelegd in een innovatieconvenant.
Cao naleving
De toepassing en naleving van de cao is voor de hele bedrijfstak van groot belang. De nalevingsprocedure in de cao moet op diverse punten worden aangepast om deze effectiever te maken. Het resultaat is dat de toepassing en naleving van de cao beter wordt gewaarborgd.
Wil je al onze voorstellen voor de nieuwe cao Bouw & Infra lezen? Bekijk hier de voorstellenbrief.
Uitkomst enquête: Thuis werken bevalt goed en is ook na Corona gewenst
FNV|UTA deed onderzoek naar de ervaringen en verwachtingen rondom thuis werken tijdens en na Corona. Een van de belangrijkste uitkomsten die uit het onderzoek naar voren komt is de wens van UTA-werknemers thuis te kunnen blijven werken, ook als Corona voorbij is. Want thuiswerken bevalt goed.
De vragenlijst van FNV|UTA werd ingevuld door werknemers van zowel kleine, middelgrote, en grote bouwbedrijven. Van de UTA-respondenten, bestaande uit zowel leden als niet-leden, is 42 procent onder de 45 jaar. 45 procent is vrouw.
“Vanaf het begin van corona werken wij bij ons bedrijf allemaal thuis.”
Bijna iedereen werkt nu thuis
Sinds maart 2020 is thuiswerken door de corona het nieuwe normaal geworden. Veel de UTA’ers werken thuis, zo blijkt uit het onderzoek. 10 procent van de respondenten werkt wel buitenshuis; op kantoor of op een werklocatie.
“Het bedrijf ziet dat thuiswerken voordelen heeft, niet alleen voor de werknemer, maar ook voor de werkgever. Idealiter krijgen wij de mogelijkheid om een voor een deel thuis te blijven werken.”
Na corona thuis blijven werken
Uit het onderzoek blijkt dat de meerderheid van de UTA-werknemers verwacht dat ze in de toekomst thuis blijven werken. Of dat er in ieder geval de mogelijkheid bestaat om dit gedeeltelijk te blijven doen. Dit is ook de wens van de werknemers, want het thuiswerken bevalt over het algemeen goed. 66 procent van de respondenten wil dat thuiswerken in de toekomst mogelijk blijft. De redenen hiervoor lopen uiteen. Enkele voorbeelden zijn minder reizen, meer productiviteit, een flexibele dagindeling, en efficiëntie. Ook wordt benoemd dat thuiswerken voor een betere balans zorgt tussen werk en privé.
Gedeeltelijk thuis blijven werken kan op veel steun rekenen. Maar liefst 52 procent van de respondenten wil in de toekomst twee dagen per week thuiswerken, en 30 procent heeft een voorkeur voor drie dagen per week.
Niet alleen maar voordelen
Meer dan drie dagen per week is volgens het onderzoek niet erg populair. Slechts 3,5 procent ziet dit zitten. Dat UTA-werknemers hun collega’s nauwelijks zien wordt genoemd als een nadeel van het thuiswerken. Ook het gebrek aan contact op de werkvloer wordt genoemd.
In de onderzoekresultaten komt naar voren dat UTA-werknemers momenteel minder goed op de hoogte zijn van wat er speelt binnen de organisatie. Zichtbaar zijn is lastig, en de respondenten geven aan dat zij gedurende de dag de momenten missen waarop er informeel wordt bijgepraat met collega’s.
Thuiswerkfaciliteiten
Het is per organisatie wisselend hoe er met thuiswerkplekken wordt omgegaan. Bij 21 procent van de respondenten heeft de werkgever voor een goede thuiswerkplek gezorgd. “Mijn werkgever zorgde voor een goede plek door ICT-middelen, een bureau en een passende stoel,” vertelt een UTA-medewerker in het onderzoek. In veel andere gevallen kwam de thuiswerkplek deels tot stand met hulp van de werkgever. Een van de respondenten gaf aan: “Een goede werkplek is belangrijk, maar ik heb dit helemaal zelf moeten verzorgen.”
In de praktijk is de thuiswerkplek helaas niet altijd gelijkwaardig aan de werkplek op kantoor, aldus 41 procent van de respondenten. 52 procent geeft aan dat de werkgever niet voor een goede thuiswerkplek zorgt. De groep die wel tevreden is over de werkplek is met 39 procent wat kleiner. Belangrijke voorwaarden voor een goede werkplek zijn goede werkomstandigheden, maar ook praktische voorzieningen. Deze zijn in de basis aanwezig, maar bijvoorbeeld een degelijk, verstelbaar bureau wordt door velen gemist.
“Het lijkt er nu op dat thuiswerken ook in de toekomst mogelijk blijft. Bij ons in de organisatie wordt er al over gesproken hoe we dat vorm geven.”
Nog geen thuiswerkvergoeding
De kans dat thuiswerken een structureel karakter krijgt is groot. Daarom is een thuiswerkvergoeding redelijk. Nu is die vergoeding voor veel werknemers (nog) niet aan de orde. 92 procent van de respondenten ontvangt deze niet, 8 procent wel. Deze laatste groep respondenten geeft aan dat het belangrijk is om de vergoeding kostendekkend te maken, omdat dat nu onvoldoende het geval is.
Cao onderhandelingen
De resultaten van het onderzoek worden meegenomen naar de komende onderhandelingen voor een betere Bouw & Infra cao.
FNV|UTA doet 1x per kwartaal een uitvraag onder UTA medewerkers om te peilen hoe er wordt gedacht over actuele onderwerpen. Dat kan zijn over bijvoorbeeld digitalisering, werkdruk, arbeidstijden, thuiswerken. We zoeken UTA medewerkers die willen deelnemen aan ons FNV|UTA panel. Wil je meedoen? Geef je hieronder op.
Meld je aan het voor UTA-panel!
Werkdruk aanpakken door anders organiseren
De bouw is volop aan het innoveren. Dat is noodzakelijk als de bouw over 10 jaar nog relevant wil zijn. In andere sectoren is de innovatie in een stroomversnelling gekomen doordat nieuwe spelers op de markt zijn gekomen. Deze spelers noemen zich doorgaans techbedrijven, omdat zij nieuwe technologie gebruiken om producten en diensten te vernieuwen.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de taxiwereld, hotelwezen, de reisbranche en de detailhandel. In Amerika is het bouwbedrijf Katerra een vergelijkbare nieuwe partij, die door digitalisering bezig is met het versneld introduceren van vernieuwingen.[i] Deze nieuwe spelers dagen uit om te zoeken naar andere manieren van werken.[ii]
De innovaties in de bouw bestaan uit een veelheid aan ontwikkelingen, zoals BIM, gebruik van algoritmen, de inzet van kunstmatige intelligentie, robots en Internet of Things. Digitalisering zorgt voor het stroomlijnen van administratieve processen. Het principe is het eenmalig vastleggen van gegevens voor meervoudig gebruik, zodat de gebruikte informatie overal dezelfde is. In de bouw zal het informatiseren van het hele bouwproces een grote vlucht nemen: van ontwerp, uitvoering, onderhoud en hergebruik. Kort samengevat gaat het om datagedreven bouwen.
Wat verandert er voor het werk
Alle functies in de bouw krijgen te maken met digitalisering. In de discussie over het effect hiervan, lag het accent vooral op het verdwijnen van werk. De praktijk laat zien dat dit genuanceerder ligt. Dit houdt in dat door digitalisering bepaalde taken uit een functie worden overgenomen en dat niet zozeer een hele functie verdwijnt. Het is van belang om te kijken naar het (her)ontwerpen van functies vanuit de gedachte dat de richting van de verandering niet door de technologie wordt gedicteerd. Dat biedt mogelijkheden om de inhoud van het werk, dus welke taken en werkzaamheden in een functie aanwezig zijn, te betrekken bij digitale veranderingsprocessen. Kort gezegd is het uitgangspunt dat het werk interessant en uitdagend moet zijn en blijven.
Organisatieontwerp
De manier waarop een organisatie is ontworpen is bepalend hoe het werk eruit ziet. Het ontwerp kan zijn gebaseerd op een strikte arbeidsdeling met beperkte handelingsmogelijkheden of op werkzaamheden die bestaan uit brede taken. Deze keuze hangt samen met de managementvisie op het inrichten van een organisatie.
Het effect van deze keuze voor de handelingsruimte van werknemers is groot. Zo zijn werkdruk en leermogelijkheden kenmerken van de werkorganisatie en niet van de mensen die er werken. Dit staat bekend als de primaire preventie, het bij de bron oplossen van problemen. Vergelijk het werken met een gevaarlijke machine. De machine moet zo zijn ontworpen dat deze geen gevaarlijke situaties oplevert voor de werknemers. Als dat niet mogelijk is moet de machine afdoende zijn beveiligd en als laatste stap geldt het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit principe van bronaanpak staat in de Arbowet.
Werkdruk ontstaat door de manier waarop een organisatie is ingericht en dat betekent dat de oplossing gezocht moet worden in een andere organisatievorm. Cursussen die bedoeld zijn om werknemers te leren omgaan met werkdruk, zoals timemanagement, mindfulness, lossen het probleem niet bij de bron op.
Werk dat uitdaagt om te blijven leren (leermogelijkheden) is een ander aspect dat samengaat met organisatieontwerp. Met beperkte handelingsmogelijkheden mag de werknemer niet meer doen dan het uitvoeren van strikt voorgeschreven handelingen of worden taken volledig door de computer of machine aangestuurd. Om het cru uit te drukken: de werknemer hangt bij binnenkomst op het werk zijn hersenen aan de kapstok, doet zijn werk en gaat weer naar huis.[iii]
Duidelijk is dat de werknemer bij dit type werk niets leert en daarmee niet in staat is om haar of zijn vaardigheden, kennis en vakmanschap verder te ontwikkelen. Een deel van het huidige flexwerk bestaat uit dit soort routinematige werkzaamheden.
Bij uitgebreide handelingsmogelijkheden in het werk zijn de leermogelijkheden groot. De werknemer neemt beslissingen, lost problemen op en overlegt met collega’s. Het leren tijdens het werk levert de grootste bijdrage aan het leren van werknemers, meer dan wordt geleerd in cursussen of opleidingen.[iv]
Voorbeeld van anders organiseren
Vermeulen Bouw
Vermeulen was de winnaar van de sociale innovatieprijs van FNV BOUW in 2018. Het is een bouwbedrijf met 35 medewerkers, gevestigd in Rijen. Het werkt naar eigen zeggen met zelfsturende teams. Eigenaar Pim Vermeulen (directeur) typeert zijn bedrijf voor de organisatieverandering als volgt: · Een duidelijke scheiding tussen binnen- en buitenmensen. Vakmannen vonden dat ‘ze het binnen maar moeten regelen’ en kantoormensen vonden dat vakmannen ‘geen verantwoording nemen en niet betrokken genoeg zijn’. · Er was sprake van een typische hark/piramide structuur waarbij de directie duidelijk de baas was, met een laag van projectleiders tussen directie en de bouwmensen. · De directie zat op grote afstand in een luxueuze directiekamer, wat een fysieke drempel voor bouwmensen creëerde om vragen te stellen of mening te geven. · Bouwplaats medewerkers kregen de planning voor hun neus geduwd en moesten gaan bouwen. Er was weinig kans om mee te denken.
Door de organisatieverandering werkt Vermeulen anders. · Er zijn zelfsturende teams gevormd die hun werk van A tot Z regelen. Ze zijn gevormd rond: Nieuwbouw, Verbouw en Onderhoud. Ieder team heeft een teamcoach die zorgt voor een goede sfeer en een aanspreekpunt is voor de teamleden. · Er is minder controle, thuiswerken voor kantoormensen is mogelijk, werktijden zijn flexibel, iedere collega is zelf bevoegd om gereedschap tot 250 euro te kopen. · Vermeulen werkt met rollen en niet meer met functies. Dit geeft medewerkers de vrijheid om meerdere rollen op zich te nemen, bijvoorbeeld als timmerman en materiaalbesteller · Bouwplaats medewerkers worden van begin af aan bij projecten betrokken en beslissen mee over het al dan niet uitbrengen van een offerte. · Het kantoor is een open werkruimte geworden met een bouwlab, stilteruimtes en ontmoetingsplekken voor binnen- en buitenmensen. |
Bron: ‘Anders organiseren in de bouw anno 2020, een vooronderzoek’, FNV Bouwen en Wonen en ST groep, juni 2020 'Inhoud van het werk'
Wat zijn de elementen van de inhoud van werk, die ervoor zorgen dat het werk niet leidt tot werkdruk en dat er sprake is van leermogelijkheden? In de theorie over organisatieontwerp is het kernwoord de balans tussen taakeisen en regelmogelijkheden.[v] Regelmogelijkheden omvatten de controle over het werk. Dit komt neer op zeggenschap (autonomie) van de werknemer over het uitvoeren van het werk en over het vakmanschap dat vereist is. Met deze autonomie en vakmanschap kan de werknemer hoge taakeisen aan. Bovendien bevordert deze combinatie het leren in het werk. De combinatie van hoge taakeisen en weinig controle is een stress risico dat kan leiden tot werkdruk.
De ontwerptheorie van organisaties legt een koppeling tussen de productieorganisatie en de besturingsstructuur als aanvulling op de hierboven genoemde balans. In een functioneel ingerichte organisatie ontstaan allerlei afstemmingsproblemen die door direct betrokkenen niet of heel moeilijk kunnen oplossen. In een functionele organisatie bestaat een duidelijk hiërarchie, die goed te zien is in het organogram, dat de vorm heeft van een harkje. Er wordt ook wel gesproken over silo’s in de organisatie, die naast elkaar bestaan en waarbij elke silo een bepaald deel van het werk uitvoert. De onderlinge samenwerking en communicatie verloopt vaak stroef. Niet zelden is de klacht van werknemers dat zijzelf hun stinkende best doen, maar dat het fout gaat door de collega’s van een andere afdeling.
In een stroomsgewijze organisatiestructuur wordt het probleem van de afstemming opgelost. De organisatie is ingericht rond de klant of het product en er is sprake van een intensieve samenwerking van alle partijen. Regelmogelijkheden bestaan dan uit controle over het werk, werkoverleg en overleg met andere afdelingen.
Figuur 1 laat zien wanneer er sprake is van een goede balans in het werk en wanneer dat niet het geval is. Goed werk bestaat uit hoge taakeisen en veel regelmogelijkheden. Werk dat bestaat uit hoge taakeisen en weinig regelmogelijkheden, levert een stressrisico op.
Figuur 1: Balansmodel taakeisen versus regelmogelijkheden
Weinig regelmogelijkheden | Veel regelmogelijkheden | |
Hoge taakeisen | stressrisico | Goed werk met leermogelijkheden |
Lage taakeisen | Geen leermogelijkheden | Saai werk |
Bron: Frank Pot. Vakbond en goed werk.
Het leren in het werk is pas mogelijk als werk bestaat uit verschillende soorten werkzaamheden, zodat een beroep wordt gedaan op uiteenlopende kennis en vaardigheden van medewerkers. Figuur 2 geeft weer om welke werkzaamheden het gaat.
Figuur 2: Volledige functie
Bron: Frank Pot. Vakbond en goed werk
Bij voorbereidende taken gaat het om taken die de werknemer uitvoert voordat hij kan starten met het werk, zoals zorgen voor gegevens, keuze van software waarmee wordt gewerkt, maken van een werkplan. Ondersteunende taken zorgen ervoor dat de uitvoerende taken ongestoord kunnen plaatsvinden. Denk aan kwaliteitscontrole, onderhoud. Bij organiserende taken gaat het om de mogelijkheid om met andere te overleggen over het werk. Uitvoerende taken bestaan tenslotte uit een mix van simpele en complexe taken. Dus niet alleen om werkzaamheden die bekend zijn, maar die ook bestaan uit nieuwe werkzaamheden die tot dan toe onbekend waren.
Het beoordelen van de arbeidsinhoud kan aan de hand van de volgende criteria:[vi]
- de functie bestaat uit voorbereidende, uitvoerende en ondersteunende taken om te voorkomen dat functies zijn gebaseerd op een verdergaande arbeidsdeling;
- de functie kent organiserende taken (werkoverleg en overleg met andere afdelingen);
- in de functie bestaat een evenwichtige verdeling van makkelijke en moeilijke taken;
- de functie kent autonomie ten aanzien van werktempo, werkvolgorde en werkwijze;
- de werkzaamheden zijn niet kort-cyclisch of tempo-gebonden ;
- het is makkelijk om de hulp van collega’s en leidinggevende in te roepen;
- er bestaat voldoende en tijdig informatie en terugkoppeling over het werk;
- werknemers hebben inzicht in (eventueel) gebruikte algoritmen, die een effect hebben op de werknemer. Denk aan prestaties, inzet en productiviteit. Factoren die gedrag sturen.
Conclusie
De bouw gaat een periode van grote veranderingen tegemoet door verschillende innovatieve ontwikkelingen. Bij deze innovaties ligt het accent doorgaans op technologische vernieuwingen. Het pleidooi is om deze innovatieve vernieuwingen gelijk te laten lopen met innovatieve organisatievormen en met vernieuwingen in het werk. Bij het laatste gaat het om het herontwerp van functies die kwalitatief goed en interessant zijn. Werk dat werknemers uitdaagt te blijven leren en om zich te blijven ontwikkelen.
Bronnen
[i] https://www.katerra.com/[ii] Martijn Arets. De platformeconomie. Boom: Management impact 2020[iii] Henk Volberda. De toekomst van de bouw gaat er heel anders uitzien. Itannex 2020[iv] George Evers en Jeroen Pepers. De dynamische gemeente. Den Haag: Sdu 2014[v] Frank Pot. Vakbond en goed werk. In: Rosa Kösters, Wim Eshuis. De vakbond en de werkvloer, op zoek naar nieuwe relaties. Amsterdam: De Burcht aug 2020[vi] Position paper FNV ten behoeve van het rondetafelgesprek van de Tijdelijke commissie Digitale toekomst in de Tweede Kamer op 2 maart 2020
Stageregeling bouw & infra
Geldig van 1 augustus 2020 t/m 31 juli 2021
Voor het studiejaar 2020/2021 geeft Bouwend Nederland richtlijnen uit voor stagiairs. Dit gebeurt op advies van de commissie stages in de bouw & infra, waarin vertegenwoordigd zijn:
- Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven
- BouwTalent, stichting voor mbo- en hbo-studenten, actief in de gehele bouwkolom
- BNA, koninklijke maatschappij tot bevordering der Bouwkunst Nederlandse Architecten
- Vereniging Stadswerk Nederland, vereniging van professionals op het gebied van fysieke leefomgeving
- NLingenieurs, branchevereniging van advies-, management- en ingenieursbureaus
- Rijkswaterstaat, uitvoerend agentschap Ministerie Verkeer en Waterstaat
- Vereniging Hogescholen, de belangenvereniging van de hogescholen
- Technische universiteit Delft en Universiteit Twente
1. Werkingssfeer Als stagiair, waarop de Stageregeling bouw & infra van toepassing is, wordt beschouwd de persoon:
- die studeert aan een roc (bol 2 t/m bol 4), een hogeschool met een technische opleiding, een technische universiteit of een vergelijkbare buitenlandse onderwijsinstelling,
- die in het kader van zijn opleiding een periode van praktisch werken doorbrengt in de bouw & infra en
- die daarbij actief is op het gebied van onderzoek, ontwerp, toezicht, uitvoering, werkvoorbereiding en/of beheer & onderhoud.
Niet onder de werkingssfeer van deze stageregeling valt de assistent bouwen, wonen en onderhoud (voor deze bol 1 en bbl 1 opleiding geldt de regeling Assistent bouwen, wonen en onderhoud), vmbo leerwerktrajecten, vakantiewerk en stages van studenten aan Nederlandse onderwijsinstellingen die in het buitenland een stage volgen.
2. Definities Stage:
De stage is onderdeel van het leerproces, er wordt onder didactische eindverantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling in de praktijk geleerd. De student dient ingeschreven te staan bij een erkend opleidingsinstituut. Afstuderen: De commissie stages in de bouw & infra heeft gemeend naar aanleiding van verzoeken uit de praktijk een richtlijn te moeten geven inzake onkostenvergoedingen voor het afstuderen. Maat voor de vergoeding is de mate waarin bedrijf en student van elkaars expertise gebruik maken, afgezet tegen de inspanningen van het bedrijf om de afstudeeropdracht succesvol te kunnen laten afronden. De commissie onderscheidt de volgende drie situaties:
- De student voert binnen het bedrijf een tevoren in het kader van het leerproces geformuleerde opdracht uit, het bedrijf fungeert uitsluitend als praktijkomgeving. Hier is sprake van een inspanningsverplichting, maar niet van een gegarandeerd resultaat. De vergoeding is een bruto vergoeding per maand.
- De student doet op uitnodiging van het bedrijf, bijvoorbeeld als follow-up van een eerdere stage bij dat bedrijf, nader onderzoek op een bedrijfsmatig relevant onderwerp. De geadviseerde vergoeding is daarbij de vastgestelde bruto vergoeding per maand.
- Het bedrijf nodigt de onderwijsinstelling uit een afstudeeropdracht te laten uitvoeren waarbij een bedrijfsmatig onderwerp centraal staat, hiervoor kunnen ook meerdere studenten worden uitgenodigd. Er wordt daarvoor tussen bedrijf en school een prestatiecontract gesloten, de vergoeding van de student(en) is afhankelijk van hun feitelijke verrichtingen en wordt in het contract geregeld.
3. Vergoeding
Niet beoogd wordt de door de stagiair in het kader van de stage te verrichten werkzaamheden te belonen, de stagiair ontvangt uitsluitend een tegemoetkoming in de extra kosten voortvloeiend uit de stage. Stagiairs hebben geen arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek, fiscaal gezien geldt voor hen echter een fictief dienstverband. Er wordt voor mbo-stagiairs een vergoeding geadviseerd van bruto € 400,- per maand, voor hbo- en universitaire stagiairs € 550,- per maand, of bruto respectievelijk € 92,31 c.q. € 126,92 per week; de stagebieder is hierover inhoudingsplichtig. Voor stages met een aaneengesloten duur van minder dan acht (8) weken wordt geadviseerd geen vergoeding te verstrekken. Binnen het raam van de Stageregeling bouw & infra past geen vergoeding van de stagebiedende bedrijven aan onderwijsinstellingen voor het leveren van stagiairs (behoudens bij prestatiecontracten bij afstuderen). Voor studenten uit het buitenland die hun stage in Nederland lopen, kunnen afwijkende regels gelden met betrekking tot hun fiscale positie en sociale verzekeringen. Studenten uit niet-EU landen dienen over een COSPA Stageovereenkomst te beschikken. Hierin is de aansprakelijkheid en ongevallenverzekering geregeld. Dit document dient aanwezig te zijn in de administratie van het stagebiedende bedrijf t.b.v. de Inspectie SZW. Zie www.nuffic.nl.
4. Reiskostenvergoeding
In het geval dat de stagiair met instemming van de stagebieder regelmatig naar de plaats van de stage op en neer reist, kunnen de daarvoor gemaakte reiskosten volgens de bij de stagebieder geldende regeling worden vergoed. Deze vergoeding door de stagebieder geldt niet wanneer een andere regeling daarin reeds voorziet. Studenten die niet over een OVjaarkaart beschikken, waaronder buitenlandse studenten, zullen een reiskostenvergoeding krijgen conform gebruik in de sector.
5. Vergoeding huisvestingskosten
Wordt de stage gevolgd op een plaats waarbij de betrokkene (extra) huisvestingskosten maakt, dan kan de stagebieder de stagiair een extra bijdrage in de onkosten verstrekken.
6. Loonheffing, bedrijfstakeigen regelingen, melding
Loonheffing: De stagebieder dient over de vergoedingen een loonheffing toe te passen. Omdat de stagiair zelf in het algemeen beneden de heffingsvrije voet blijft, kan de daardoor onverschuldigd betaalde loonheffing via een belastingaangifte worden teruggevorderd. Bedrijfstakeigen regelingen: Stagiairs nemen niet deel aan bedrijfstakeigen regelingen (uitgezonderd de collectieve ongevallenregeling uit de cao BTER Bouw & Infra). Inhoudingen daarvoor zijn dan ook niet van toepassing. De stagiair ontvangt geen vakantietoeslag en bouwt ook geen vakantierechten en vakantiedagen op.
7. Stagiairs en sociale verzekeringsplicht
Premieheffing SV: Over het deel van de onkostenvergoeding die als premieplichtig loon Sociale Verzekeringen wordt aangemerkt, is premie Zorgverzekeringswet verschuldigd. Er is geen WW- en WIA-premie verschuldigd WW en WIA: Stagiairs zijn niet verplicht verzekerd voor de WW en de WIA. In geval van arbeidsongeschiktheid kunnen zij een beroep doen op de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Zorgverzekeringswet: Voor ziektekosten is de stagiair verplicht zelfstandig verzekerde voor de Zvw. De stagiair moet zich wel zelf inschrijven bij een zorgverzekeraar. De stagebieder neemt in de loonstaat de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw op. Naast die premie kent de Zvw een nominale premie. Dat is een vast bedrag per maand dat de stagiair zelf aan de zorgverzekeraar moet betalen. Beneden de 18 jaar is geen nominale premie verschuldigd.
8. Aansprakelijkheid bij ongevallen
Stagebieder: Iedere werkgever is aansprakelijk te stellen voor bedrijfsongevallen, hiervoor is de stagebieder veelal verzekerd. Bedrijven kunnen stagiairs, die niet beschikken over een certificaat Basisveiligheid (vca), weigeren op bouw- en infrawerken met een verhoogd risico. Voor stagiairs gelden identieke eisen als voor overige werknemers, Arbowet, art.1, lid 2.Stagiair: Stagiairs dienen zelf na te gaan of er voor hem/ haar door stagebieder en/of onderwijsinstelling een ongevallenverzekering is afgesloten. Aanbevolen wordt dat de stagiair als particulier zelf een WA-verzekering afsluit; opname in een gezinspolis is doorgaans niet meer afdoende als de stagiair 18 jaar of ouder is. Collectieve ongevallenregeling: De stagiair in het uitvoerend bouwbedrijf valt onder de collectieve ongevallenregeling uit de cao BTER Bouw & Infra.
9. Arbeidsomstandigheden
Stagebieder: Op basis van de Arbeidsomstandighedenwet art. 1 lid 2 wordt de stagebieder gezien als werkgever. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder:
- werkgever: degene die zonder werkgever of werknemer in de zin van het eerste lid te zijn, een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten;
- werknemer: de ander, bedoeld onder a, met uitzondering van degene die als vrijwilliger arbeid verricht.
Met betrekking tot het hoe en wat van arbeidsomstandigheden kan contact worden opgenomen met stichting Volandis: www.volandis.nl, 0341 – 499299.
10. Kwaliteitsborging stage
De stagebieder stelt de stagiair in de gelegenheid de opleidingsdoelen te realiseren. Binnen het secundair beroepsonderwijs geldt dat een stagebieder erkend moet zijn. Met betrekking tot het hoe en wat van erkenning leerbedrijven kan contact op worden genomen met de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB): www.s-bb.nl.
11. Verlof
De stagiair geniet vrijaf met behoud van vergoeding: tijdens in Nederland algemeen erkende feestdagen. Zonder behoud van vergoeding: bij sluiting van het bedrijf wegens bedrijfsvakantie en door het bedrijf vastgestelde roostervrije dagen. Bedrijfsvakantie, roostervrije dagen en verletdagen gelden niet als stagetijd, tenzij in het kader van de stage vervangende activiteiten voorhanden zijn. Buitengewoon en ander verlof dient door de stagiair te worden geregeld in overleg met het stagebiedende bedrijf en (indien gebruikelijk) met de stagecoördinator.
12. Aanvullende afspraken
In de stageovereenkomst die wordt getekend door de stagebieder, de onderwijsinstelling en de stagiair, kunnen aanvullende afspraken worden gemaakt omtrent omgang met vertrouwelijke bedrijfsgegevens en voortijdige beëindiging van de stage.
Zoetermeer, juli 2020
Commissie stages in de bouw & infra Bouwend Nederland
telefoon 079-325 22 52
www.bouwendnederland.nl
e-mail: advies@bouwendnederland.nl
LinkedInpagina voor UTA'ers in de bouw
Op LinkedIn hebben wij een groepspagina waar je leuke, interessante en inspirerende artikelen kunt vinden. Je kan hier lezen over wat er speelt in de sector, (technologische) vernieuwingen en daarnaast plaatsen wij berichten over persoonlijke en professionele ontwikkeling.
Ook laten wij deskundigen en professionals binnen en buiten de sector aan het woord. Wil jij zelf iets leuks, interessants of inspirerends met ons delen, dan kun je dat ook op deze pagina doen, graag zelfs!
Je vindt hier dus veel verschillende informatie op één plek.
Klik hier en sluit je aan bij UTA FNV Bouw
Groetjes,
Onderzoek: Thuiswerken na de corona-crisis
Het thuiswerken gaat waarschijnlijk veel langer duren dan velen aan het begin van de corona-crisis verwacht hadden. We zijn benieuwd naar jouw ervaringen en verwachtingen rond het werken vanuit huis. Via onderstaande link kom je bij een vragenlijst terecht, deze is bedoeld voor UTA-medewerkers die sinds de corona-crisis thuiswerken.
Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer vijf minuten en kan op je computer, telefoon of tablet. We stellen het op prijs wanneer je deze vragenlijst deelt met jouw collega's, die ook thuiswerken!
Klik hier om naar de vragenlijst te gaan en om mee te doen aan het onderzoek