De rol van HR bij organisatieontwikkeling
In de vijfde sessie van de BIM-werkgroep die FNV|UTA organiseert, zijn twee onderwerpen aan de orde gekomen: De rol van HR bij organisatieontwikkeling en er is ingegaan op het onderwerp kwaliteit van werk. In dit verslag vind je de belangrijkste uitkomsten.
Het eerste deel van de werkgroep bestond uit een presentatie van Ruth Feenstra, HR adviseur van BINX Smartilty. Uit eerdere contacten met dit bedrijf werd ons duidelijk dat HR een belangrijke rol speelt bij organisatieontwikkeling en dat de rol van HR daarmee anders is dan in veel andere bedrijven. Uit onderzoek van Berenschot blijkt dat HR een erg beperkte rol speelt bij de implementatie van digitalisering in bedrijven.
BINX is een bouw- en installatiebedrijf, dat zich richt op onderwijs, zorg en de semioverheid. Het bedrijf probeert zoveel mogelijk zelf de hoofdaannemer te zijn bij projecten. Het voordeel van de combinatie bouw- en installatiebedrijf is, dat installatie vroegtijdig is betrokken en meedenken in het bouwproces. BINX is ontstaan uit twee andere familiebedrijven.
Proeftuin voor moederbedrijven
BINX werkt grotendeels digitaal en fungeert als de proeftuin voor de twee andere bedrijven. Er is veel ruimte voor innovatie. BINX werkt vanuit de visie dat digitalisering moet leiden tot slimmer en beter werken, digitalisering is dus geen doel op zichzelf. Digitalisering moet ertoe leiden dat de kwaliteit van het uitgevoerde werk verbetert. Ons voordeel was dat we een nieuw bedrijf zijn zonder een lange historie te hebben. Daardoor is het makkelijker om met vernieuwende ideeën te komen.
Er wordt gewerkt met proefprojecten waarin wordt nieuwe aanpakken worden geleerd, die zij vervolgens delen met de andere bedrijven. BINX werkt met ambassadeurs die innovaties en de lessen daaruit verspreiden. Deze ambassadeurs zijn niet per sé de innovators in het bedrijf, maar vaak juist de eindgebruikers, zodat zij in de praktijk kunnen laten zien hoe het werkt.
BINX heeft een de innovatiemanager in dienst, die vernieuwingen aanjaagt. Deze innovatiemanager is zich ervan bewust dat digitalisering een middel is en dat werknemers de belangrijkste factor voor succes is. De verbinding met de werkvloer is essentieel, want als de doorsnee werknemer niet kan omgaan met de nieuwe technologie dan stopt het implementatieproces.
HR en bedrijfsbeleid
Bij BINX is HR is aangesloten bij de vernieuwingsprocessen en HR is hierbij de partner voor het management. HR ondersteunt bij implementatievraagstukken door mee te denken over de vraag wie de werknemers zijn met wie een innovatie kan worden uitgeprobeerd. En hoe wordt een innovatie goed ingericht met een zo groot mogelijk kans op succes. Daarnaast is HR betrokken bij het opstellen van het jaarlijkse strategische bedrijfsplan. Als HR moet je bezig zijn met de vraag hoe de organisatie versterkt kan worden en daarbij zijn de werknemers een essentiële schakel.
Stelling van Ruth is dat HR de sparringpartner moet zijn in iedere organisatie. HR moet zich niet alleen maar richten op administratieve werkzaamheden, maar zich met name bezighouden met het strategisch en operationeel bedrijfsbeleid. Vanuit deze visie op de rol van HR moet je je als HR bezighouden met digitalisering. Ruth geeft aan dat zij bedrijven tegenkomst waar HR alleen de administratieve taken uitvoert en dat is geen goede invulling van HR. HR verdient meer dan een klusje bijdoen, het is een rol die op een goede manier moet worden ingevuld. Ruth heeft in de opleiding meegekregen dat HR zich moet bezighouden met de bedrijfsvoering, want dan kan de meerwaarde worden getoond. Dit geldt niet alleen voor de kleinere bedrijven, maar ook voor de grote concerns. Bij die concerns zal HR per vestiging georganiseerd moeten zijn om de verbinding te leggen met het primaire proces.
Directe participatie
BINX heeft gekozen voor een niet hiërarchische organisatiestructuur met als uitingsvorm dat de directeur geen eigen kantoor heeft. Ook de directeur werkt aan een van de gewone werkplekken. Er is gekozen voor een modern kantoorpand met een hippe en progressieve uitstraling.
BINX heeft geen ondernemingsraad, omdat een meerderheid van de werknemers heeft aangegeven daar geen behoefte aan te hebben. Er zijn andere vormen van medezeggenschap waardoor de meningen van werknemers voldoende tot hun recht komen in het bedrijf. Juist de directe verbinding en de informatiestromen tussen de leiding en de werknemers krijgt veel waardering. Er leeft de vrees dat door de instelling van een OR deze informatiestroom minder wordt.
BINX staat bekend als een modern en innovatief bedrijf. Het bedrijf is de laatste tijd fors gegroeid. Door de goede positie op de arbeidsmarkt heeft BINX heeft weinig moeite om nieuwe medewerkers aan te trekken.
Kwaliteit van werk
Wim van Veelen, beleidsadviseur bij FNV heeft een presentatie gegeven over het onderwerp kwaliteit van werk. De hoofdvraag is, wat is kwaliteit van werk en wat zijn de belangrijkste elementen daarvan. Dit onderwerp heeft een directe verbinding met werkdruk. In veel bedrijven de opvatting leeft dat werkdruk kan worden opgelost door de werknemer een cursus timemanagement, mindfulness of iets soortgelijks te laten volgen.
De visie van de FNV, daarbij ondersteund door veel onderzoek, is dat werkdruk wordt veroorzaakt door de wijze waarop een organisatie is georganiseerd. Is er veel tijdsdruk, kunnen werknemers zelf besluiten nemen of zijn zij steeds afhankelijk van anderen, hoe wordt er met collega’s en andere partijen samengewerkt. Maar ook is het werk uitdagend, moeten er steeds nieuwe dingen worden geleerd, wordt het werk aangestuurd vanuit de computer, hoe zit het met de privacy en de bereikbaarheid, zijn relevante aandachtspunten. Het uitgangspunt is dat er een goede balans moet zijn tussen de taakeisen en de regelmogelijkheden.
Figuur 1 laat zien wanneer er sprake is van een goede balans in het werk en wanneer dat niet het geval is. Goed werk bestaat uit hoge taakeisen en veel regelmogelijkheden. Werk dat bestaat uit hoge taakeisen en weinig regelmogelijkheden, levert een stressrisico op.
Figuur 1: Balansmodel taakeisen versus regelmogelijkheden
Weinig regelmogelijkheden | Veel regelmogelijkheden | |
Hoge taakeisen | Stressrisico | Goed werk met leermogelijkheden |
Lage taakeisen | Geen leermogelijkheden | Saai werk |
Bron: Frank Pot. Vakbond en goed werk.
De techniek bepaalt niet hoe een organisatie eruit komt te zien. Er vallen keuzes te maken over de inrichting van de organisatie en hoe de kwaliteit van werk er uit ziet. De invoering van BIM en breder digitalisering betekent dat functies worden herontworpen, omdat bepaalde taken uit een functie verdwijnen of veranderen doordat ze door de computer worden uitgevoerd. Bij dat herontwerpproces zal kwaliteit van werk een aandachtspunt moeten zijn.
De BIM-experts hebben in zes bijeenkomsten hun kennis en inzichten met ons gedeeld. Door het delen van hun kennis hebben wij de notitie ‘BIM in de Bouw’ kunnen opstellen. Hierin zijn alle bevindingen uit de BIM-werkgroep uiteengezet. Benieuwd naar het document? Via deze link kun je het downloaden.
Resultaten UTA panel – Visie op digitalisering in de bouw
In het najaar van 2021 hebben we een aantal vragen over digitalisering in de bouw voorgelegd aan het panel. Digitalisering in de bouw staat hoog op de agenda en elk bouwbedrijf heeft hier inmiddels mee te maken. BIM, bouw informatiemanagement, zien we als een belangrijke aanjager van de digitalisering.
In totaal hebben 67 panelleden deelgenomen aan het onderzoek. De deelnemers aan het onderzoek werken vooral in de woningbouw, de infra of een combinatie van woningbouw, utiliteitsbouw en infra.
Wat zijn de belangrijkste resultaten uit ons onderzoek?
Visie op digitalisering
De helft van de deelnemers aan het onderzoek zegt dat er bij het bedrijf een visie is opgesteld op digitalisering. Een minderheid van 33 procent stelt dat die ontbreekt. Als er een visie geformuleerd is, dan geeft 40 procent van de deelnemers aan dat digitalisering resulteert in kostenbesparing (faalkosten is meest bekende voorbeeld). Ook veel benoemd is dat de visie zich richt op de toekomst en toekomstbestendigheid van het bedrijf. Waarbij wordt opgemerkt dat het bedrijf wel mee moet met de digitaliseringsontwikkelingen. De deelnemers aan het onderzoek zien digitalisering niet als een oplossing voor het personeelstekort.
Ruim twee derde stelt dat er draagvlaak is binnen het bedrijf voor de visie van de directie.
De belangrijkste digitaliseringsontwikkelingen
We hebben de vraag voorgelegd welke vormen van digitalisering voorkomen in het bouwbedrijf. Uit figuur 1 blijkt dat het gebruik van iPads en/of het gebruik van smartphones het meeste voorkomt, op de voet gevolgd door BIM. Het vastleggen van de voortgang van de bouw met drones en camera’s komt ook veel voor. Het gebruik van robots komt nog weinig voor.

Implementatie digitalisering
Het implementatieproces verloopt geleidelijk (37 procent), en in vergelijkbare gevallen (38 procent) is er een speciale afdeling of team van collega’s ingericht die zich hier mee bezig houdt. In totaal van 12 procent antwoordt dat er kant- en klare digitaliseringsoplossingen worden ingekocht.
Wij stelden de vraag wie er betrokken zijn bij de implementatie van digitalisering. Het management (40 procent) en de medewerkers (35 procent) zijn voor ruim twee derde van de gevallen betrokken. HR en de ondernemingsraad zijn in veel mindere mate betrokken bij de implementatie van digitalisering. Dit is opmerkelijk omdat de implementatie van digitalisering wordt gezien als een organisatieveranderingsproces.

Veranderingen door digitalisering
Zal digitalisering het werk veranderen en op welke manier. Ruim 80 procent van de deelnemers antwoordde te verwachten dat het werk gaat veranderen. Werkzaamheden in functies verdwijnen deels of volledig en er ontstaan nieuwe functies. Er zijn verschillende voorbeelden gegeven:
- Formulieren hoeven niet meer handmatig te worden ingevuld, maar kunnen via een app direct in het systeem worden verwerk. De hiermee samenhangende routematige administratieve werkzaamheden verdwijnen.
- Er ontstaan functies die zich bezig houden met het bewerken van data tot bruikbare informatie.
- Uitvoerders moeten in staat zijn om met grote hoeveel informatie te kunnen werken.
Deze veranderingen vraagt van medewerkers dat zich aanpassen aan de nieuwe situatie. De vraag die opgeworpen is, is of alle medewerkers daartoe in staat zijn.
Uitdagingen
Er zijn verschillende uitdagingen om digitaal te gaan bouwen. De volgende uitdagingen werden genoemd:
- De grootste uitdaging om digitaal te gaan bouwen is iedereen mee te krijgen. Het loslaten van oude gewoontes en manieren van werken.
- Het betekent dat medewerkers in staat moeten worden gesteld om zich nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken. Door het aanbieden van opleidingen en cursussen.
- Het meekrijgen van (partner)bedrijven waarmee in de keten wordt samengewerkt.
- Ervoor zorgen dat de nu vastgelegde data ook in de toekomst bruikbaar zal blijven.
- Het kunnen koppelen van verschillende datastromen aan elkaar.
Future work skills
Er wordt vaak gesproken over de future work skills, dat wil zeggen vaardigheden die noodzakelijk zijn om in het gedigitaliseerde bedrijf te kunnen functioneren. De belangrijkste vaardigheden zijn a) ondernemend gedrag (nemen van initiatieven, kansen zien en benutten) b) digitale vaardigheden en c) de vaardigheid om problemen te kunnen oplossen. De overgrote meerderheid van de deelnemers (90 procent) geeft aan dat de werkgever de gelegenheid biedt om deze vaardigheden te ontwikkelen. Met daarbij de kanttekening dat bijna de helft aangeeft dat dat in beperkte mate het geval is.
Prefab als oplossing voor bouwproblematiek
De woningbouwambitie tot het jaar 2030 is onrealistisch, stelt bijna driekwart van de bouwers die meededen aan het BouwMonitor onderzoek. Maar dat prefab een oplossing zou kunnen zijn om de 845.000 woningen te realiseren, daar is meer dan de helft van de respondenten het mee eens.
Digitalisering en innovatie staat bij de helft van alle sectoren in de top 3 van onderwerpen met de grootste impact op de sector. In de bouw staat het zelfs op de tweede plaats, na de arbeidsmarkt (energietransitie staat op 3).
Prefabricage, of prefab, is een proces waarbij bouwelementen voorafgaand aan de bouw in een fabriek of werkplaats worden gemaakt, waarna ze naar de bouwplaats worden getransporteerd. Over het algemeen is de verwachting dat de toepassing van prefab de bouwtijd op de bouwplaats zal verminderen.. Waar eerst separate producten op de bouwplaats werden geleverd, ontwikkelt de industrie steeds vaker complete bouwcomponenten. Doordat er op de bouwplaats niet meer gebouwd hoeft te worden, maar de elementen enkel in elkaar gezet worden en verbonden om tot een eindproduct te komen, verloopt het bouwproces sneller dan bij een traditionele manier van bouwen. Modulair bouwen is een doorontwikkeling op prefab. Bij dit proces worden volledig gebruiksklare modules gefabriceerd en op de bouwplaats geïnstalleerd. Het grote voordeel van modulair bouwen is dat het zeer flexibel ingezet kan worden voor diverse doeleindes, zoals het plaatsen van een tijdelijke school, kantoor of ziekenhuis.
Geprefabriceerde woningen lijkt, mede dankzij de woningcrisis, een steeds belangrijk onderwerp in Nederland. Prefab zou een mogelijke oplossing kunnen zijn voor de grote behoefte aan woningen. Het bouwen is namelijk snel en relatief goedkoop. De noordelijke provincies hebben aangegeven om in de komende jaren 220.000 extra huizen te gaan bouwen. Volgens experts lenen dergelijke grootschalige bouwprojecten zich prima voor prefab.
Arbeidsmarkt
Uit onderzoek van USP Marketing Consultancy blijkt dat twee op de vijf bouwprojecten een vorm van prefab bevatten. Volgens hen is prefab een goede oplossing voor een aantal uitdagingen waar de bouwsector de komende jaren voor komt te staan. Denk aan arbeidstekorten, een sneller en efficiënter bouwproces, en binnenstedelijk bouwen. Prefab zou bij al deze onderwerpen een belangrijke rol kunnen spelen. Doordat de elementen/modules al in de fabriek worden geproduceerd, worden de transportbewegingen bijvoorbeeld tot een minimum beperkt. Dit is een oplossing welke met name voor binnenstedelijk bouwen een groot voordeel met zich meebrengt.
Inmiddels is er een trend te zien in afgewerkte en 3D-modules die vaker worden toegepast in de bouw. Bijvoorbeeld een complete badkamer, of keuken. Voor zowel de buitenkant als de binnenkant van het bouwsel verwacht USP een sterke toename van volledige geprefabriceerde elementen, die in de fabriek al zijn afgewerkt.
Robotisering en modulair bouwen
Ook FNV ziet dat de prefab voor een grote verschuiving in de bouwsector gaat zorgen. Doordat de bouwtijd op de bouwlocatie drastisch verlaagd wordt, zullen de projecten en het betrokken personeel + de zzp’ers minder overgeleverd zijn aan extreme weeromstandigheden. Efficiënte van het proces zal daarmee verhoogd worden. Een belangrijke bijkomstigheid op het gebied van arbeidsomstandigheden, is dat werk in een fabriek veiliger gedaan kan worden dan op een hectische bouwplaats.
Belangrijk om rekening mee te houden is dat productie in de fabrieken steeds meer gerobotiseerd kan en zal worden. Daarmee wordt werk van metselaars en timmerlieden grotendeels vervangen. Daar staat tegenover dat het kansen biedt voor relatief onbekende functies in de bouw, denk hierbij aan operators maar ook parametrisch ontwerpers. De verschuiving van bouwplaats naar fabriek, betekent in ieder geval dat werknemers andere vaardigheden moeten ontwikkelen. De vraag is wel welke vaardigheden nodig zijn op de bouwplaats. Het in elkaar zetten van prefab elementen is wat anders dan timmeren en metselen. Dit geldt niet alleen voor bouwvakkers, maar ook voor werknemers in de installatietechniek. Bij prefab en modulair bouwen zie je steeds meer de plug-and-play mogelijkheid ontstaan. Kortom we zien dat het werk zowel in de fabriek als op de bouwplaats verandert. We vragen aandacht voor de inhoud van het werk: blijft dat interessant, biedt het werk uitdaging en kunnen werknemers zich verder ontwikkelen?
Tenslotte leggen we een koppeling tussen prefab en/of modulair bouwen met digitalisering. We wijzen met name op bouwinformatie management, waarbij onder bouwprocessen een datastroom komt te liggen. Deze data worden in alle stappen vastgelegd: bij het ontwerpproces, de uitvoering, het onderhoud en bij het hergebruik van materialen. Elk bouwelement wordt voorzien van een uniek kenmerk is daarmee via het bouwinformatiemanagement systeem te traceren. Hiermee zet de bouw de volgende stap naar het bouwen 4.0 en gaat lijken op wat in andere sectoren eerder gebeurde.
· Minder overlast voor omwonenden en het verkeer.
· Reduceren van de stikstof-uitstoot, of het verplaatsen van de stikstof-uitstoot naar locaties waar het minder schadelijk is.
Nadelen prefab
· De schaarse grond in combinatie met de regelgeving, die ook nog eens per gemeente kan verschillen, zorgt ervoor dat niet iedere situatie zich meteen leent voor de bouw van prefab-woningen.
· Er gaat meer tijd zitten in de voorbereiding en planning van een bouwwerk.
Nut en noodzaak van standaardisatie van BIM definities
De BIM-werkgroep buigt zich over belangrijke vraagstukken rondom BIM en digitalisering. Tijdens de laatste sessie spraken we de experts onder andere over persoonscertificering, standaardisatie, en de rol die FNV kan spelen in het transitieproces.
Digitalisering in de bouw neemt een grote vlucht, waarbij BIM een belangrijke stap is in dit transformatieproces. BIM zal ertoe leiden dat informatie tussen bedrijven, die actief zijn in de bouw, wordt gedeeld. Veel staat en valt bij het gebruik van uniforme en open standaarden, om het simpel uit te drukken: hebben we allemaal hetzelfde beeld bij het begrip ‘deur’.
Om te komen tot deze uniformiteit is buildingSMART opgericht. buildingSMART is een internationale organisatie die ook in Nederland actief is. Met de BIM-werkgroep, opgericht door de FNV en die bestaat uit BIM-experts, bespraken we wat de ambities zijn van buildingSMART en wat daarvan de meerwaarde is. Vooral de persoonscertificering is aantrekkelijk voor degenen die met BIM werken.
Persoonscertificering
buildingSMART biedt de mogelijkheid tot persoonscertificering voor het toepassen van open BIM-standaarden, waarmee wordt beoogd dat iedereen die werkt met BIM vertrekt vanuit dezelfde definities. Dit voorkomt een veelheid aan begripsverwarring in bouwprojecten en zorgt ervoor dat de samenwerking tussen verschillende partijen soepel verloopt. Een internationale werkgroep van buildingSMART werkt samen om te bepalen welke onderdelen in opleidingen aan bod moeten komen om als opleider geaccrediteerd te worden. Ook neemt de internationale werkgroep de toetsen af. buildingSMART verzorgt dus zelf niet de opleidingen maar werkt op nationaal niveau aan de Nederlandse invulling van BIM-standaarden. Het opleiden wordt overgelaten aan gespecialiseerde opleidingsinstellingen, zolang zij voldoen aan de vastgestelde vereisten. Hierdoor is het mogelijk om de inhoud af te stemmen op de doelgroep van de opleiding. Cursisten die een geaccrediteerde opleiding hebben gevolgd ontvangen bij het behalen van het examen hun persoonscertificaat. Dit certificaat is aan het individu verbonden en niet aan de organisatie waar hij of zij werkt.
Degenen die zijn gecertificeerd voldoen daarmee aan de internationale eisen die buildingSMART heeft vastgesteld en garandeert daarmee dat de gecertificeerde een minimaal BIM kennisniveau heeft. Dat heeft enkele voordelen: de opdrachtgever weet daarmee dat een project volgens de geldende open BIM-standaarden wordt uitgevoerd en de gecertificeerde heeft met zijn of haar kennis toegang tot de internationale bouwarbeidsmarkt. Dat laatste is in tijden van nadruk op het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden om inzetbaar te blijven, van groot belang.
Een bijkomend voordeel van dit traject is dat in het vervolg op het basisprogramma (Professional Certification – Practitioner) de benamingen van BIM functies wordt gestandaardiseerd. In Nederland kennen we vier BIM rollen, in het buitenland is dat beperkt tot drie BIM rollen, omdat de rol van BIM-regisseur daar onbekend is.
Vragen
De BIM werkgroep onderschrijft de aanpak van buildingSMART om te komen tot meer standaarden, maar er zijn wel enkele vragen. Hoe vaak gaat buildingSMART de opleidingsinstellingen doorlichten nadat zij zijn geaccrediteerd? Opleidingsinstellingen worden voor 2 jaar geaccrediteerd, waarna deze verlengd kan worden. Tussentijds houdt buildingSMART bij wat de slagingspercentages zijn van de opleidingen.
BIM is voor veel kleine bedrijven nog lastig, omdat er fors moet worden geïnvesteerd technische faciliteiten, kennis en vaardigheden. De aanname is dat de daarmee gepaard gaande kosten voor veel kleine bedrijven te hoog is. Vanuit buildingSMART is de verwachting dat hier een rol is weggelegd voor brancheorganisaties, maar ook voor vakbonden, die hun leden helpen en ondersteunen.
Tenslotte is de vraag of degenen die al ruime tijd werken in het BIM vakgebied ook de opleiding moeten volgen om het certificaat te halen. Dat is het geval, maar vermoedelijk gaat wel bekeken worden of er voor deze ervaren BIM experts een aparte route kan worden georganiseerd. Uiteindelijk gaat het buildingSMART om het juist toepassen van de internationale open BIM-standaarden en niet het niveau van het beheersen van specifieke softwarepakketten.
Rol vakbond
De FNV ziet BIM en in het verlengde daarvan digitalisering als een onvermijdelijke ontwikkeling in de bouw. De digitale transformatie gaat veel vragen van organisaties en medewerkers. De verwachting is dat er andere organisatievormen ontstaan door meer en intensieve samenwerking door de hele keten heen. Data delen zal steeds meer de praktijk worden. Verder zal de digitaliseringsvaardigheid in veel functies flink omhooggaan. Naast het pleidooi dat er flink geïnvesteerd zal moeten worden in het omscholen en ontwikkelen naar een hoger niveau van medewerkers, denkt de FNV ook na welke rol hij kan vervullen om dit transitieproces te ondersteunen. Bijvoorbeeld door te stimuleren dat zo veel mogelijk bouwmedewerkers bekend raken met BIM.
Heb jij ideeën over de rol van de vakbond bij BIM? Laat het ons weten via uta@fnv.nl
De BIM-experts hebben in zes bijeenkomsten hun kennis en inzichten met ons gedeeld. Door het delen van hun kennis hebben wij de notitie ‘BIM in de Bouw’ kunnen opstellen. Hierin zijn alle bevindingen uit de BIM-werkgroep uiteengezet. Benieuwd naar het document? Via deze link kun je het downloaden.
Discus project: Digitale transformatie in de bouw
In 2019 startte het Discus project (Digital Transformation in the construction sector: challenges en opportunities) gesteund door de EU. Het project was bedoeld om de digitale transformatie in de bouw in kaart te brengen door het uitvoeren van casestudies in België, Bulgarije, Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje.
In oktober 2021 presenteerden de onderzoekers de resultaten van het onderzoek. We geven de belangrijkste resultaten weer.
De bouw in Europa
De bouwsector speelt een belangrijke rol in de Europese economie. Er werken rond de 18 miljoen werknemers in de sector, maar de bouw zorgt ook voor 36% van de CO2 uitstoot. De bouwsector in Europa speelt een belangrijke rol in de herstelplannen na de pandemie. De sector heeft de volgende kenmerken:
- Er werken vooral mannen.
- De meeste werknemers zijn op een laag of middelbaar niveau opgeleid.
- De leeftijd van de werknemers ligt tussen de 25 en 54 jaar, waarbij de leeftijd de laatste jaren aan het stijgen is.
- Jongeren vinden de bouw steeds minder aantrekkelijk.
- Er is sprake van een mismatch tussen de bestaande opleidingen en de vraag naar vaardigheden in de bouw.
- Er is een tekort aan arbeidskrachten.
- In de bouw werken veel arbeidsmigranten
- In de bouw zijn veel kleine bedrijven actief met minder dan 10 werknemers.
De effecten van digitalisering in de bouw
Na de agrarische sector is de bouw het minst gedigitaliseerd, hoewel het bewustzijn groeit dat digitalisering een steeds grotere rol gaat spelen. Daarbij is de verwachting dat digitalisering grote veranderingen met zich mee gaat brengen in de manier waarop de bouw is georganiseerd. De onderzoekers wijzen daarbij op de volgende zaken:
- Er zal veel meer samenwerking mogelijk worden in de hele keten doordat bedrijven informatie en kennis met elkaar delen. De grenzen van sectoren vervagen.
- Verdergaande standaardisatie en industrialisatie van het hele bouwproces. Pré fab is daar een onderdeel van, waarbij het hergebruik van bouwelementen steeds belangrijker wordt als onderdeel van de circulaire economie.
- Deze standaardisatie vraagt om eenduidigheid in termen en vraagt om een catalogus met bouwonderdelen. BIM (bouw informatie management) is hierbij een van de belangrijkste innovaties in de bouw.
- De pandemie heeft tot een versnelling geleid van de digitalisering in de bouw. Het digitaal en virtueel werken is fors gestimuleerd.
- Het is noodzakelijk dat de digitale vaardigheden van medewerkers te vergroten. Voor zittende medewerkers zal veel meer aandacht moeten ontstaan voor het levenslang leren, ook al omdat de digitale transitie geen eindpunt kent. Om jongeren aan te trekken zal de afstemming tussen het werk in de bouw en de opleiding moeten verbeteren. Door meer aandacht te besteden aan nieuwe functies in de bouw, die aansluiten bij data gedreven bouwen, verwachten de onderzoekers dat de bouw weer aantrekkelijk wordt.
Landen studies
In de 6 deelnemende landen zijn case studies uitgevoerd naar digitalisering. De resultaten van deze deelstudies zijn te lezen in de landenrapporten. De resultaten uit de deelstudies laten zich als volgt samenvatten. De bedrijven in de bouw passen verschillende technologieën toe, zoals BIM, robots, nieuwe software systemen voor het verbeteren van de administratie. Digitalisering is een socio-technische verandering, die effect heeft op verschillende terreinen. Denk aan het economisch, sociaal en cultureel effect. Vanwege deze ingrijpende effecten is het van belang dat verschillende actoren betrokken zijn bij digitalisering in de bouw.
De verwachting is dat in door digitalisering nieuwe functies ontstaan en dat bestaande functies veranderen. Dit geldt voor UTA medewerkers als voor bouwplaatspersoneel. De nodige middelen moeten worden vrijgemaakt om permanente opleidingsinspanningen mogelijk te maken. De onderzoekers wijzen op het ontstaan van arborisico’s zoals toenemende werkdruk, de druk om voortdurend bereikbaar te moeten zijn en de digitale controle van medewerkers. Aan de andere kant kunnen data uit het werkproces een rol spelen bij het terugdringen van arbeidsongevallen.
In de landenstudies valt op dat vakbonden zo goed als geen rol spelen bij de implementatie van nieuwe technologieën in de bouwbedrijven. In veel gevallen is de opvatting dat technologie een technische aangelegenheid is die vooral in handen is van het management. In een enkel geval speelt de vakbond een proactieve rol vanaf het begin bij een digitaliseringsproject en kan hij op die manier invloed uitoefenen op de veranderingen in het werk en in de organisatie.
Aanbevelingen
De onderzoekers formuleren een groot aantal aanbevelingen die zich richten op verschillende actoren. Hier bespreken we alleen de aanbevelingen die bedoeld zijn voor de vakbonden.
De onderzoekers benadrukken dat de vakbonden een veel grotere rol moeten gaan spelen bij digitaliseringsprojecten in bouwbedrijven. En dat in een zo vroeg mogelijk stadium zodat er nog veel keuzemogelijkheden zijn. De focus van de bonden ligt daarbij op de impact voor de organisatie en het werk, maar ook op hoe de samenwerking in de keten door digitalisering verandert. Tevens is het pleidooi om samenwerking te organiseren met instituties die actief zijn in en rond de bouw, denk aan onderzoeksinstellingen zodat ook de bonden zo goed mogelijk geïnformeerd zijn. Tenslotte bepleitten de onderzoekers dat vakbondsvertegenwoordigers zich laten opleiden op het terrein van digitalisering met name rond het onderwerp BIM en het digitaal werken op de bouwplaats.
Tenslotte dit
Lees hier de Executive Summary 'Digital transformation in the construction sector: challenges and opportunities', door Danielle de Nunzio en Serena Rugiero. Het Discus onderzoek heeft resultaten opgeleverd die herkenbaar zijn voor Nederland. Wij denken echter dat Nederland in vergelijking met de landen die aan het onderzoek deelnamen, voorop loopt als het gaat om digitalisering in de bouw. De betrokkenheid van de vakbond bij digitalisering in de bouw kan ook in Nederland beter.
Wij horen graag of u deze opvatting deelt. Dat kan via uta@fnv.nl
Building Holland: Samen krijgen we de digitale transitie op de rit
De grote opgaven rondom de klimaatdoelstellingen, de energietransitie en het woonakkoord laten zien dat intensieve samenwerking een belangrijk middel is om de beoogde resultaten te behalen. Op zich is dit geen nieuw inzicht, maar bij de innovatiebeurs Building Holland in de Rai te Amsterdam werd deze boodschap met extra nadruk uitgedragen.
Sprekers Jos van Dalen (directeur van het Programma aardgasvrije wijken), Anne-Marie Rakhorst (Sustainable Development Goals (SDG) Nederland) en Francesco Veenstra (Rijksbouwmeester) deden hun verhaal: bij allen kwamen de verhalen op één punt duidelijk samen: betrek elkaar en doe het gezamenlijk. Niet alleen de bedrijven onderling, maar ook overheden en burgers. Samenwerken loont.
Samenwerken in de keten
De digitale transitie waar de bouwsector nu middenin zit, vraagt ook om een coöperatieve aanpak. Ben je onderdeel van de keten? Dan ben je afhankelijk van de snelheid van jouw ketenpartners. Sommige bedrijven hebben een concrete visie op het gebied van digitalisering en zijn actief bezig met een organisatie/ambitieplan met een focus op personeel en inrichting van de organisatie. Maar er zijn ook achterlopers, die mede door de huidige drukte op de bouwmarkt niet toegekomen zijn om met digitale ogen naar de toekomst te kijken. De opdrachten komen immers nog binnen, er is werk zat.
Dat sommige bedrijven nog geen visie hebben opgesteld op het gebied van digitalisering is zorgelijk te noemen. BIM heeft sinds zijn intrede het werk in de bouw behoorlijk veranderd. Waar BIM begon als het bekende 3D model in CAD-software, is deze inmiddels geëvolueerd naar BIM 7D en counting. Zo omvat het onder andere gebruikte materialen, planning, kosten, en gebouwbeheer. In de nabije toekomst zal het materialenpaspoort zijn intrede gaan doen. Dit om de circulariteit van gebouwen meetbaar te maken. Opdrachten verleend door grote klanten hebben steeds vaker als voorwaarden dat het “volledig BIM” moet. Wat gaat dit betekenen voor de digitaal onvolwassen aannemer én de keten? Koplopers in de keten zijn net zo afhankelijk van achterlopers, als andersom.
Noodzaak om te investeren in medewerkers
De beurs Building Holland liet zien dat er in hoog tempo vele innovaties voor de bouw zijn ontwikkeld. Onze vraag is of de medewerkers in de bouw in staat zijn om in ditzelfde tempo hun kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Onze indruk is dat dat niet of niet voldoende gebeurt. FNV|UTA pleit ervoor dat er meer tijd en middelen beschikbaar komen om medewerkers in staat te stellen deze nieuwe ontwikkelingen eigen te maken. Dat kan bijvoorbeeld door het percentage van de loonsom dat wordt besteed aan opleiden en ontwikkelen fors te verhogen.
FNV|UTA kennismakelaar
Binnen FNV|UTA richten we ons op de digitale transitie omdat we zien dat er ingrijpende veranderingen aankomen. Voor de vakbond is het van belang om inzicht te hebben in deze ontwikkelingen, waarbij we ons vooral richten op de gevolgen voor het werk en de organisatie. FNV|UTA heeft inmiddels diverse samenwerkingen op touw gezet in kader van de digitale transitie. Het partnerschap met BIMregister, het BIM Loket, de oprichting van de BIM-werkgroep met experts werkzaam bij diverse bedrijven, maar ook de structurele kennisuitwisseling met partijen uit het onderwijs- en onderzoekveld, zowel nationaal als internationaal. Dit geeft ons inzichten waar digitalisering mens en organisatie raakt. En ook hoe mens en organisatie stappen kunnen zetten om tot een geslaagde transitie te komen.
Wij roepen iedereen op die op een of andere wijze betrokken is bij de bouwsector en in aanraking komt met BIM de handreiking naar elkaar én ons te doen. Benieuwd naar onze inzichten of geïnteresseerd in samenwerken? Mail ons via uta@fnv.nl.
Anders organiseren als antwoord op een turbulente omgeving
Marcel Levi (arts en bekend criticus van het Nederlandse coronabeleid) reisde onlangs naar Engeland. In het Parool beschrijft hij zijn ervaring op Schiphol. Een hele lange rij voor de enige coronacheck balie die open is, terwijl er verschillende Schiphol medewerkers ogenschijnlijk rondlopen niets te doen. Levi vraagt zich hardop af of er nu sprake is van een personeelstekort, zoals veel werkgevers ons willen laten geloven, of dat je beter kunt spreken van een organisatietekort. Dat laatste is natuurlijk het geval.
Inflexibele organisaties
In Nederland worden we al een eeuw lang geplaagd door het Taylorisme. Taylor bedacht dat een organisatie het best functioneerde als de werkzaamheden worden opgeknipt in hele kleine deelhandelingen. Deze hyperspecialisatie leidt volgens Taylor tot de meeste productiviteit. Wat daarbij hoort is een uitgebreid systeem van managers die zorgen voor het toezicht en de afstemming tussen de verschillende onderdelen. Het voorbeeld uit die tijd was de fabriek van Ford met zijn massaproductie. De organisatie was niet bepaald flexibel: je kon een Ford bestellen in elke kleur, als dat maar zwart was.
Deze manier van organiseren veronderstelt dat de omgeving waarin wordt geopereerd stabiel en volstrekt voorspelbaar is. Inmiddels weten we dat dat allang niet meer het geval is. De omgeving waarin bedrijven werken is aan voortdurende verandering onderhevig. Wil een bedrijf overleven dan is het noodzakelijk om zich snel te kunnen aanpassen aan deze omgeving. Dat betekent dat een organisatiestructuur waarin medewerkers zitten opgesloten in kleine taken en niets meer kunnen of mogen dan die werkzaamheden, in de regel niet in staat is om snel te reageren op wat er in de omgeving gebeurt. Vergelijk het met een supertanker die heel lang nodig heeft om de koers te verleggen. Wil een organisatie in de huidige tijd kunnen overleven dan hebben we het over de metafoor van de speedboot: snel en wendbaar.
Twee voorbeelden
De politie Eindhoven constateerde dat de politie inzet niet goed was afgestemd op de ontwikkelingen in de stad. De politie werkte met vaste teams voor inzet bij de horeca, bij voetbal evenementen en bij calamiteiten. Kortom deze teams werkten taakgericht en de teams functioneerden los van elkaar. De politie zag dat een horecateam op volle sterkte om 9.00 uur in de avond niet zo heel zinvol was, want dan is het aantal horecabezoekers gering. Bij de inzet bij voetbalwedstrijden was net andersom: begin van de avond zijn er veel politiemensen nodig en later op de avond juist minder.
Op basis van data-analyses van de afgelopen jaren werden patronen ontdekt in het aantal incidenten en de tijdstippen die om politieoptreden vroeg. Dat leidde tot de gedachte om te werken met flexibele teams die ingezet kunnen worden op basis van wat er in de omgeving speelt. Teams die snel en wendbaar wisselen qua inzet en samenstelling in plaats van vaste teams die op vaste plekken werken. Met realtime data is over wat er zich in de stad voordoet is het mogelijk de inzet te bepalen. Een mooi voorbeeld van datagedreven inzet van de politie. Het resultaat was dat de inzet van politiemensen efficiënter en effectiever werd.
Voor medewerkers was dat fors wennen, want de vaste structuren en vaste collega’s wisselen. Bij de invoering van deze andere manier van werken is veel tijd besteed om politiemensen mee te laten denken en de tijd te gunnen hieraan te wennen.
De projectleider die de leiding had over deze andere manier van werken geeft een waarschuwing, dat deze andere manier van werken niet zonder meer kan worden gekopieerd naar andere korpsen. Het is maatwerk en moet passen bij de cultuur van de eigen organisatie.
Het Noorse bedrijf Aker Solutions houdt zich bezig met olie- en gaswinning. Deze reus is bezig de omslag te maken naar het gebruik van andere energiebronnen. Een forse opgave want dit bedrijf is groot geworden met fossiele brandstoffen, waar het doorgaans ging om grote projecten. De energietransitie betekent op dit moment dat binnen Aker veel kleine teams zich buigen over de vraag hoe zij deze transitie kunnen realiseren. Het bedrijf ontdekte dat het werken met teams waarin medewerkers gespecialiseerd zijn in één soort deskundigheid belemmerend werkt bij de transitie. Het maakt de organisatie traag in het reageren op nieuwe ontwikkelingen die zich buiten Aker voordoen.
De conclusie was dat elk teamlid minimaal twee specialisaties moet beheersen, zodat de inzetbaarheid van de medewerkers in elke fase van een project mogelijk is. De energietransitie vraagt van medewerkers mulitinzetbaarheid en om medewerkers die hun verantwoordelijkheid nemen in projecten. De wendbaarheid van het bedrijf om te reageren op ontwikkelingen die zich in de markt voordoen, is daarmee groter en sneller.
Voor- en nadelen
Bredere inzetbaarheid heeft voor de organisatie als voordeel dat de medewerker efficiënter worden ingezet. Dat kan leiden tot een hogere werkdruk met alle gevolgen van dien. Maar bredere inzetbaarheid betekent ook dat de medewerker zijn of haar kwaliteiten beter kan gebruiken en daardoor in staat is zich verder te ontwikkelen. En dat is met het oog op het vergroten van de positie op de arbeidsmarkt van belang.
Een grotere inzetbaarheid moet niet leiden tot meer werkdruk. Daarom is het noodzakelijk dat de manier waarop de organisatie is ingericht en de wijze waarop functies zijn vormgegeven in balans zijn. Het balansmodel beschrijft op welke manier functies ingericht moeten worden. Goed werk bestaat uit hoge taakeisen en veel regelmogelijkheden. Werk dat bestaat uit hoge taakeisen en weinig regelmogelijkheden, levert een stressrisico op.
Figuur 1: Balansmodel taakeisen versus regelmogelijkheden (Bron: Frank Pot. Vakbond en goed werk)
Weinig regelmogelijkheden | Veel regelmogelijkheden | |
Hoge taakeisen | stressrisico | Goed werk met leermogelijkheden |
Lage taakeisen | Geen leermogelijkheden | Saai werk |
Tenslotte is een rol voor de vakbond weggelegd om samen met andere actoren in het bedrijf de organisatie toekomstbestendig te maken. Dat betekent dat samenwerking tussen de vakbond, het management, HR experts en de OR zorgt voor de nodige deskundigheid op het terrein van organisatie inrichting en kwaliteit van werk.
Verwijzingen:
Menno Lanting. Olietankers en speedboten. Business Contact, 2014
Marcel Levi. Personeelstekort? Vaak is het werk extreem slecht georganiseerd. In: Parool, 23 september 2021
Rosa Kösters, Wim Eshuis. De vakbond en de werkvloer, op zoek naar nieuwe relaties. Amsterdam: De Burcht, aug 2020
Frederick Winslow Taylor. The principles of scientific management. Management Boek, 2011 (vertaalde versie)
Vergoeding voor thuiswerken
Volgend jaar kunnen werkgevers hun thuiswerkende werknemers een onbelaste vergoeding geven van €2,- per thuiswerkdag. Dit voorstel heeft het kabinet opgenomen in het Belastingplan. Als de Tweede en Eerste Kamer dit voorstel goedkeuren, gaat het vanaf 1 januari 2022 in.
Door de coronacrisis zijn veel mensen thuis gaan werken. Uit eigen onderzoek blijkt dat veel werknemers afspraken willen maken om ook ná corona (deels) thuis te blijven werken. De werknemer maakt extra kosten door het thuiswerken. Bijvoorbeeld voor water- en elektriciteitsverbruik, verwarming, en koffie.
Werkgevers hebben volgens onderzoek van de AWVN aangegeven hun werknemers een vergoeding te willen geven voor deze extra kosten.
Cao
In de cao Bouw&Infra staat in het hoofdstuk ‘Thuiswerkvergoeding’ het volgende: “Cao-partijen gaan in 2021 met elkaar in gesprek over een thuiswerkvergoeding zodra er duidelijkheid is over wijziging van de fiscale regels daaromtrent.” Binnenkort zullen cao-partijen hierover met elkaar in gesprek gaan.
Het voorstel
Om de werkgevers de mogelijkheid te bieden hun werknemers te vergoeden voor de thuiswerkkosten door het thuiswerken, heeft het kabinet het volgende voorgesteld:
- Het kabinet stelt de vergoeding vast op maximaal €2,- per thuisgewerkte dag of een deel daarvan,
- De werkgever hoeft geen loonheffing te betalen voor deze thuiswerkvergoeding,
- Ook blijft een onbelaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer bestaan. Deze bedraagt onbelast €0,19 per kilometer,
- De werkgever kan per dag óf de thuiswerkvergoeding, óf de reiskostenvergoeding geven.
Afspraken maken
Het handigste is om vaste afspraken te maken met je werkgever over het aantal dagen per week waarop je thuis werkt. Dan kan de werkgever daar rekening mee houden en een vaste vergoeding toekennen. Deze vaste vergoeding hoeft niet te worden aangepast als je incidenteel op een thuiswerkdag toch op kantoor werkt, of andersom.
Misschien wil je een deel van de dag thuiswerken en het andere deel op kantoor. In zo’n geval moet een keuze gemaakt worden of die werkdag de onbelaste reiskostenvergoeding wordt gegeven, of de onbelaste thuiswerkvergoeding.
Heb je vragen? Stel ze gerust. Stuur een e-mail naar uta@fnv.nl
Cao Bouw & Infra algemeen verbindend verklaard 2021-2022
De cao Bouw & Infra 2021-2022 door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SWZ) algemeen verbindend verklaard.
Hiermee is de cao vanaf 7 september van toepassing op alle werkgevers en werknemers die vallen binnen de werkingssfeer van de cao Bouw & Infra. Ook als zij niet lid zijn van een werkgeversorganisatie of vakbond die de cao heeft afgesloten. AVV voorkomt ongewenste concurrentie op arbeidsvoorwaarden.
De algemeenverbindendverklaring geldt tot einde looptijd cao, namelijk 31 december 2022.
De salarissen die per 1 augustus zijn verhoogd met 1,5 procent, gelden nu voor iedereen. Dat geldt ook voor de loonsverhoging van 3 procent die nog volgt per 1 januari 2022. Verder is er in de nieuwe cao een zwaar werkregeling voor UTA’ers afgesproken. Indien je aan de voorwaarden voldoet kun je hier vanaf 1 januari 2022 gebruik maken. Klik hier om de salaristabellen te bekijken.
Kan digitaal bouwen de veiligheid vergroten?
In de Cobouw van 11 augustus lezen we dat de Veiligheidsmanager van Heijmans is geschrokken van de 19 dodelijke ongevallen in 2020. Helaas staat de bouw nog steeds in de top 3 van sectoren waar de meeste arbeidsongevallen gebeuren. Ondanks dat de sector forse pogingen doet het aantal ongevallen te verminderen. In hoeverre kan het digitaal bouwen een rol spelen bij het verminderen van de ongevallen?
Digitaal bouwen onvermijdelijk
Steeds meer bouwbedrijven zijn bezig het bouwproces te digitaliseren. In de meeste gevallen gebeurt dat doordat bouwbedrijven werken met BIM (Bouw Informatie Model). Er wordt twee keer gebouwd, één keer digitaal en één keer fysiek. Het voordeel van digitaal bouwen is dat alle betrokken partijen hun inbreng hebben in het ontwerp, beschikken over dezelfde informatie en dat fouten in het ontwerp vroegtijdig zijn op te lossen. Dat levert tijdwinst op, omdat eventueel improviseren om fouten op te lossen bij de uitvoering niet nodig is. De faalkosten worden hierdoor lager. Kortom, met digitaal bouwen zetten bouwbedrijven flinke stappen in het verbeteren van het bouwproces.
Digitaal bouwen en veiligheid
De aandacht bij het digitaal bouwen ligt nu op het verbeteren van het bouwproces en het zorgen voor een goed bouw informatiemanagement. Wat we in de discussie missen, is in hoeverre het thema veiligheid op de bouwplaats een plek kan krijgen, in de fase van het digitale bouwen. Is het mogelijk om in het digitale ontwerp op te nemen op welke momenten en op welke plekken risicovolle situaties ontstaan voor werknemers? En wat moet er gebeuren om deze situaties te voorkomen?
Kortom, is het mogelijk om in het digitale ontwerp preventief te laten zien welke maatregelen waar, wanneer en door wie genomen kunnen worden met als doel risico’s in het werk te beperken? Met als uiteindelijke doel het aantal arbeidsongevallen terug te dringen. Ongevallen op de bouwplaats zijn voor de betrokken medewerkers vreselijk. Maar moeten ook worden gerekend tot de faalkosten in de bouw.
We dagen BIM-experts die druk bezig zijn met het digitaliseren van het bouwproces uit. Vergroot de veiligheid van de medewerkers in de bouw, door dit een plek te geven in het digitale ontwerp.