ZZP | Gezamenlijk onderhandelen zonder overtreding concurrentieregels
Naar aanleiding van aangepaste Europese regelgeving heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de Nederlandse leidraad ‘tariefafspraken zzp’ers’ aangepast. Daarin staat onder andere dat zzp’ers onder bepaalde voorwaarden gezamenlijk mogen onderhandelen, zonder dat hierbij de concurrentieregels worden overtreden.
Zelfstandigen zonder personeel mogen gezamenlijk onderhandelen als zij:
- Economisch afhankelijk zijn van hun opdrachtgever, of
- Feitelijk zij-aan-zij werken met werknemers in loondienst, of
- Werken via digitale arbeidsplatformen (bijvoorbeeld taxi’s).
Bescherming
Het aantal zzp’ers is de afgelopen jaren flink gegroeid. Dat heeft voor- en nadelen. Vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt is de onderhandelingspositie van zzp’ers vaak gering. Dat leidt vervolgens tot slechtere beloningen en arbeidsvoorwaarden. Vaak zijn deze zzp’ers ook niet goed verzekerd tegen ongevallen of werkloosheid.
Werkgevers maken soms ook gebruik van zzp’ers die feitelijk hetzelfde werk doen als werknemers in loondienst, waarmee zij de wettelijke werknemersbescherming omzeilen. De eerder genoemde leidraad biedt zzp’ers inzicht in de mogelijkheden voor gezamenlijk onderhandelen over beloning en arbeidsvoorwaarden. Op deze manier hoopt de ACM de positieve gevolgen van de zzp-groei te behouden, en de negatieve te verminderen.
De uitgebreide informatie staat in de Leidraad tariefafspraken zzp’ers. Heb je hulp nodig of kom je er niet uit? Je kunt een mail sturen naar uta@fnv.nl, of contact opnemen met FNV ZZP door te bellen naar 088-0997010 .
Industriële bouw: een goede ontwikkeling?
Afgelopen week is het jaarlijkse onderzoek van Marjet Rutten over industriële bouw in Nederland weer gepubliceerd. Wat blijkt: de industriële bouw in Nederland zette ook in 2022 verder door. Er kwamen voor het eerst meer dan 10.000 woningen uit een fabriek. Hierdoor groeide het marktaandeel van industriële bouw verder tot 14 procent.
Volgens minister De Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening is industrialisatie en technologie het antwoord op alle uitdagingen in de bouw: van woningnood en milieuvraagstukken tot kwaliteit en tekort aan personeel. Maar is dat ook zo?
Aandacht voor huizenfabrieken
De ontwikkeling van industrieel bouwen is voor ons als vakbond niet nieuw meer. Het afgelopen jaar hebben wij van FNV Bouwen & Wonen meerdere fabrieken bezocht waar huizen geproduceerd worden en hebben we gesproken met werknemers. Het is een ontwikkeling die nadrukkelijk onze aandacht heeft. Het is een nieuwe groeiende tak binnen de bouwsector die compleet anders is dan de traditionele manier van bouwen. Vanzelfsprekend juichen wij ontwikkelingen en innovaties toe die het werk in de bouw minder zwaar en veiliger maken. Echter maken wij ons ook zorgen om de zogenoemde ‘huizenfabrieken’.
Na het lezen van vele interviews, artikelen en bezoeken van huizenfabrieken is ons een aantal zaken opgevallen als we kijken naar het werken in zo’n huizenfabriek. Er zijn verschillende voordelen te noemen: het werk is binnen en je hebt minder last van wisselende weersomstandigheden en er zijn vaker (technologische) hulpmiddelen die het werk minder zwaar maken. Ook hebben we tijdens onze bezoeken begrepen dat er minder bedrijfsongevallen plaatsvinden.
Maar het werken in een huizenfabriek kan ook een andere kant hebben. Eén van de zorgelijke ontwikkelingen die wij binnen de huizenfabrieken hebben gezien is de organisatie van het werk. Deze huizenfabrieken zijn veelal échte fabrieken, er moet geproduceerd worden op grote schaal en het liefst zo snel mogelijk. Vergelijk het met een fabriek waar auto’s geproduceerd worden. Het werk wordt veelal opgeknipt in kleine deelhandelingen, handelingen die weinig tijd in beslag nemen en die ook aan vrijwel iedereen geleerd kunnen worden. Dit soort werk is onaantrekkelijk voor vakmensen, het is routinematig en geestdodend. Daarbij is zo’n werknemer eenvoudig inwisselbaar voor een ander. Het opknippen van werkzaamheden in vele deelhandelingen komt voort uit de gedachte dat arbeid een kostenpost is. Dit in plaats van dat werknemers wat toevoegen aan een product.
Flexwerk en arbeidsmigranten
De laatste tijd worden er zorgen uitgesproken over de enorme toename van het aantal arbeidsmigranten en de erbarmelijke omstandigheden waaronder zij wonen en werken. De minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid sprak onlangs uit dat de arbeidsmigratie beperkt moet worden, een opvatting die al eerder is uitgesproken door de Arbeidsinspectie. Het is natuurlijk mooi dat deze erkenning er is, maar wat is de volgende stap?
Nederland is kampioen flexwerk, mogelijk gemaakt door jarenlang bewust overheidsbeleid om het voor werkgevers heel aantrekkelijk te maken om werk zoveel mogelijk te flexibiliseren en daarmee spotgoedkoop te maken. Dat heeft geleid tot een oerwoud aan tijdelijke contracten en niet zelden tot eenvoudig en uitgehold werk. Deze enorme fixatie op werk als kostenpost heeft de toestroom van arbeidsmigranten fors laten toenemen. Zij zijn goedkoop, er is korte inleertijd nodig door het uitgeholde werk en het aantal arbeidsmigranten die lid is van een vakbond is doorgaans laag. Terecht dat de opvatting is dat het aantal arbeidsmigranten omlaag moet. Echter, de huidige krapte op de arbeidsmarkt, die natuurlijk niet uit de lucht is komen vallen, wordt weer van stal gehaald om te pleiten voor de inhuur van…. arbeidsmigranten. Tsja, daar zijn we weer.
In de bouw horen we hetzelfde verhaal: er is een tekort aan personeel, dus moeten er meer arbeidsmigranten komen. De vraag is of het anders kan. Nu we zien dat de bouw fors verandert door de komst van de huizenfabrieken moet het eens anders. Bij het inrichten van een huizenfabriek zijn er keuzes te maken als het gaat om hoe het werk wordt georganiseerd.
Organisatie inrichting is een keuze
De vraag is welke keuzes bouwwerkgevers maken bij de inrichting van de huizenfabrieken. Vallen zij terug op het uitgangspunt dat werk zo goedkoop mogelijk moet zijn? En knippen zij werk in de huizenfabriek op in een reeks van eenvoudige deelhandelingen? Met als resultaat dat werk veelal geestdodend en routinematig is en waarbij de toegevoegde waarde van werknemers heel gering is. Of wordt er gekozen voor vakmanschap waarbij goed werk een bijdrage levert aan de kwaliteit van het product?
Dit laatste doet een beroep op een andere organisatie inrichting met ruimte voor leren en ontwikkelen, vakmanschap en op een andere stijl van leidinggeven. Hierbij staat de kwaliteit van werk en het product voorop. Werk met leer- en ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij een beroep wordt gedaan op uiteenlopende vaardigheden en waarbij de werknemer ruim voldoende beslismogelijkheden heeft. De allround vakman is daarvan een voorbeeld. Hierbij het niet alleen gaat om verschillende vakinhoudelijke vaardigheden, maar ook om sociale en digitale vaardigheden. Het werk wordt daardoor interessanter en aantrekkelijk. Het maakt werknemers duurzaam inzetbaar, zodat zij waardevol zijn en blijven op de arbeidsmarkt. Maar ook voor werkgevers is dit aantrekkelijk. Medewerkers zijn zo op meer plekken inzetbaar dan op één specifieke functie en hun betrokkenheid bij de organisatie vergroot. Wij denken dat door het werk interessant te maken, het voor werknemers aantrekkelijk is om in de bouw te gaan en te blijven werken.